Over eigenzinnige Groningers en ondernemende studenten die de moderne kunst naar het Noorden brachten
Vincent van Gogh is zelf nooit in Groningen geweest, maar zijn werk wel: al in 1896, zes jaar na zijn overlijden, zijn er 128 schilderijen en tekeningen te zien in het dan pas geopende Groninger Museum. Het is de grootste Van Gogh-tentoonstelling tot dan toe. Dit boek vertelt het verhaal van die tentoonstelling in woord en beeld.
De organisatoren van de toenmalige tentoonstelling, een groep studenten van de Rijksuniversiteit Groningen, ontmoeten elkaar in een periode waarin de bloei van de wetenschap en de groei van de stad hand in hand gaan. De relatie tussen de studenten, hun hoogleraren en toonaangevende kunstenaars van dat moment krijgt uitgebreide
aandacht. Niet alleen Van Gogh is in deze jaren namelijk het onderwerp van een
expositie: de studenten (onder wie de later zo beroemde cultuurhistoricus Johan Huizinga) presenteren tussen 1895 en 1897 ook werk van hedendaagse kunstenaars als Theo van Hoytema, Johan Thorn Prikker en Jan Toorop, die hoogstpersoonlijk naar Groningen komt en er dineert met studenten en hoogleraren. In zijn kielzog volgt de Haagse kunstpedagoog H.P. Bremmer: vooraanstaande Groningers gaan bij hem op cursus in de villa van de psycholoog prof. Gerard Heymans en beginnen kunst te verzamelen – waaronder werk van Van Gogh.