Mannetje van de krant
Mag een zoon over zijn beroemde vader schrijven? Leonard Huizinga tekende ooit de herinneringen aan zijn vader op, waardoor we de vermaarde historicus Johan Huizinga leerden kennen als een man uit het betere milieu met Reisefieber en levensangst, waardoor we zijn irenische geschiedschrijving ineens veel beter begrijpen. Journalist Peter Brusse schreef een biografie over zijn vader, de vroeg-twintigste-eeuwse topjournalist Rie Brusse, en typeerde hem als een eigenzinnige man uit zijn burgerlijke tijd en klasse, die zoals zoveel toenmalige heren zijn gezin enigszins vergat, terwijl hij prachtig over armeluiskinderen (Boefje) kon schrijven. Het zijn slechts twee voorbeelden uit een in Nederland spaarzame traditie waarin nu historicus Jan Blokker is gestapt met zijn boek over zijn vader, de nog niet zolang geleden overleden fameuze journalist Jan Blokker. En uiteraard moet de vraag gesteld: levert zijn vaderboek ook dat extra op, waardoor je de hoofdpersoon leert kennen in zijn eigenaardigheid en tijd?
Jan Blokker Jr: Mannetje van de krant. Een persoonlijke biografie van Jan Blokker. Querido, 384 blz. € 26,99
Voor dat waagstuk is Blokker geslaagd. Hij omzeilt de klippen van verering en afrekening en schetst een intiem portret dat toch ook op afstand blijft doordat hij zuinig omspringt met persoonlijke herinneringen. Tegelijkertijd schakelt hij soepel tussen wereld en huize Blokker. Het ene moment zit je middenin een verschrikkelijke ruzie over Blokkers overspel en staar je naar de even treurige als tijdeigen foto van moeder Anneke met drie kinderen voor de deux-chevaux, waaronder zij geschreven heeft „dit is wat je achterlaat”; het andere moment ben je op reportage met de oudere Blokker, die onverdroten Israëlische bouwwerken op de Westelijke Jordaanoever vergelijkt met nazi-architectuur en een Israëlische soldate met de Germaanse Brunhilde (niet zozeer een provocatie, maar gewoon de waarheid, vond hij). En weer ver voor die ogenblikken lees je hoe de latere stukjesschrijver drie kenmerkende kwaliteiten erft van zijn liberaal voelende, burgerlijke familie. Van zijn opa van vaderskant krijgt hij een tomeloze ambitie mee; van zijn moeder een genadeloos zwart-witdenken; van zijn vader een gevoel voor vrijzinnigheid – dat zich uitte in een antiroomse reflex als een soort van geloofsartikel (die Blokker als adjunct-hoofdredacteur van de Volkskrant ertoe moet hebben gebracht de dienstdoende redacteur roomse zaken te vervangen door een islamoloog).
Stokpaardjes
De Blokker die we uit het boek leren kennen, is de Blokker die in de jaren zeventig en tachtig furore maakt door zijn stokpaardjes over langbaardige vormingswerkers en allerhande gogen tot inzet van zijn columns te verheffen. Het blijkt allemaal voort te komen uit een hardnekkige en gecultiveerde familiale afkeer van dikdoenerij en slordige, onburgerlijke omgang met eigen voorkomen („een Blokker draagt geen geitenwollen sokken” is een gevleugelde uitspraak van de oma van de auteur). Maar tegelijkertijd is het meer dan geërfde aversie. Het was ook wat je zou kunnen noemen een rationele obsessie. Blokker wilde koste wat kost voorkomen dat de verzuilde christelijke en sociaal-democratische bevoogdende praktijken van weleer in een nieuwe vorm zouden terugkeren in journalistiek en samenleving. Ditmaal als getuigenis-activisme in de krant of in dikke rapporten, in zijn beleving geschreven door sandalendragers ter wille van inlandse ontwikkelingshulp aan allerlei nog niet geëmancipeerde zwakkeren. Tijdens zijn loopbaan had hij het oude serviele systeem in de maatschappij en journalistiek zien verdampen, en die verworvenheid moest gekoesterd.
Zijn carrière valt samen met die van de ontwikkeling van zijn vak van gezagsgetrouw naar min of meer onafhankelijk, zo blijkt helder uit het boek van zijn zoon. Blokker begon als journalist – en filmrecensent – bij Het Parool, de meest vrijgevochten krant na de oorlog, en stapte daarna over naar het deftige liberale Handelsblad waar hij helemaal zijn gang kon gaan (net als andere moeilijk plaatsbaren binnen het oude journalistieke bestel als Anton Constandse, Henk Hofland en Hans van Mierlo). Keerpunt in Blokkers journalistieke bestaan was het televisieprogramma Zo is het toevallig ook nog eens een keer uit begin jaren zestig. Daar maakte hij met andere vrijgevochten types als Hugo Brandt Corstius en Rinus Ferdinandusse satire die Nederland nog net kon verdragen, totdat in de aflevering ‘Beeldreligie’ de kijker als gelovige en als tv-verslaafde werd bespot, en het programma prompt van de buis werd gehaald. Daarna was Blokkers naam en imago gemaakt.
Avant-garde
Het ‘mannetje van de krant’, zoals hij zichzelf ooit noemde, was een meneer geworden, een heerschap uit de avant-garde wel te verstaan. Hij zou op verscheidene plaatsen in de journalistiek een pioniersrol spelen. Niet alleen als scribent, maar ook als initiator, bij de Volkskrant en bij de VPRO-televisie (waar hij vernieuwers de kans gaf die de omroep zijn kenmerkende gezicht zou geven). Ondertussen bleef hij thuis de typische jarenvijftigman, onthand zonder vrouw en dikwijls grof en pesterig tegen haar. „Moeilijk te vergeven”, schrijft de zoon erover, een van de weinige keren dat hij als auteur op de voorgrond treedt.
Je zou met deze biografie in de hand – ook al was Blokker een eenling – kunnen spreken van een type journalist, columnist en stukjesschrijver dat vlak na de oorlog niet meer kon ademen in het Nederland dat bijna automatisch terugviel op de verhoudingen van voor de oorlog. Henk Hofland (1927), Hugo Brandt Corstius (1935) en Rinus Ferdinandusse (1931) behoorden er net als de hoofdpersoon uit dit boek toe. Ze vonden dat journalistiek moest worden bedreven als ‘georganiseerd wantrouwen’ (term van Ferdinandusse) en dat een goede journalist iemand was die „op het juiste moment op de verkeerde plaats is” (de definitie is van Blokker, die zelf op de dag van de rookbom bij het huwelijk van Beatrix in 1966 overigens op vakantie was). Het waren mannen die hun vak domineerden, ‘dekoloniseerden’ en geloofden dat de journalistieke wereld om hun opvattingen diende te draaien. Op zichzelf gericht en met weinig twijfel aan eigen gelijk. Precies de brutale types die het brave Nederland en het onderdanige journalistieke bedrijf nodig had.
Dit boek gaat niet alleen over Jan Blokker. Het gaat over een type als tijdverschijnsel, door hem als geen ander gepersonaliseerd. Hoe zei Blokker het ook alweer? „Mijn maatstaf heet Jan Blokker.” De zoon heeft een zeer inzichtelijk boek geschreven over zijn vader én zijn soort.
Correctie 26 september 2025: In een eerdere versie van deze recensie werd gerept over een rookbom bij de inhuldiging van Beatrix. Dit moet het huwelijk van Beatrix zijn en is hierboven aangepast.
Familieman, schrijver, journalist, televisiemaker, columnist voor de Volkskrant en NRC, VPRO-bestuurder, scenarioschrijver en historicus. Jan Blokker had vele gezichten. Als hoofdredacteur zorgde hij voor grote vernieuwingen in de journalistiek, maar hij was tegelijk een ‘moderne nurks’ die zijn tijd steeds kritisch volgde. Geboren als een jongen uit West, werd hij van krantenman tot bekende figuur. Iemand die wist wat deugt en wat niet, iemand met een hekel aan ‘gekwek’ en gezag, iemand met ontzaglijk veel vrienden en bittere vijanden.
Op basis van interviews, bronnen en eigen herinneringen reconstrueert schrijver en historicus Jan Blokker jr. het leven van zijn vader. Een onverbloemde en intieme biografie van een charmeur, pestkop en onvermoeibare duizendpoot.
| Uitgever | Singel Uitgeverijen |
|---|---|
| Auteur(s) | Jan Blokker Jr. |
| ISBN | 9789021480510 |
| Bindwijze | Paperback |
| Aantal pagina's | 384 |
| Datum van verschijning | 20250827 |
| NRC Recensie | 4 |
| Breedte | 151 mm |
| Hoogte | 231 mm |
| Dikte | 29 mm |