Oevers
Verfrissend: het is nu eens een man die zichzelf dwars zit met onzekerheid
Rob Waumans Oevers is een kleine en subtiele zomervertelling over een onzekere, gescheiden man die met zijn zoontjes op vakantie is.
Daar loopt een Nederlandse man, alleen, ergens in een dal tussen bergen, langs een snelstromende rivier in Frankrijk. Idyllisch. Fraai. ‘Uit zijn keel ontsnapt een lage bromtoon, als uiting van tevredenheid’, staat er dan ook, op de eerste pagina van de nieuwe roman van Rob Waumans, Oevers. Maar een alinea later heet het dat de omgeving ‘hem [zou] moeten ontspannen, maar dat lukt nauwelijks’. Huh? Was dat gelukzalig brommen expres, in plaats van onbewust? Deed hij het erom?
Oevers is subtieler dan je denkt, want Waumans (1977) zet meer van die kleine vraagtekens, waar je maar al te gauw overheen leest. Ogenschijnlijk voor de hand liggend is alles in zijn kleine zomervertelling over een vader die met zijn zoontjes met vakantie is. Een camping, een zwembad, douches die het soms doen, uitgelaten kinderen, hun sudderende ouders die af en toe met een afwasteiltje naar het gezamenlijke washok dreutelen, kleine conversaties tussen gasten, dat werk. Ware het niet dat gaandeweg duidelijk wordt dat er een hoop meer bagage mee is dan op het oog lijkt.
Aan het plaatje voldoen
Luc, de hoofdpersoon, doet zijn uiterste best om aan een overbekend plaatje te voldoen. Maar ja, hij is alleen met zijn jongens, waar de meeste andere mannen behalve kroost ook de moeder de vrouw bij zich hebben. Wat is zijn rol, wanneer de kinderen hem veel minder nodig blijken te hebben dan hij denkt? Hij ‘mag’ al snel niet meer mee naar het zwembad en legt zich daar weifelend bij neer. Vanwege een tragedie in zijn leven, zo blijkt, die het moeilijk maakt hen los te laten, maar ook omdat dit een man is die zich geen houding weet te geven in zijn eentje. Zijn referentiekader is bovendien nog altijd zijn ex, de moeder van zijn kinderen. Ze is niet mee, maar ze is maar al te afwezig.
Luc moet zich opnieuw definiëren en blijkt een kinderachtig type te zijn, iemand die zijn eigen doen en laten afmeet aan dat van andere mannen op de camping. Waar hij een zere teen heeft, struinen zij nog net niet grommend rond, zelfverzekerd, charmant, imposant. In een poging zichzelf vorm te geven vult hij vooral in wat zij allemaal zijn: ‘Zou Stefan hier ook zo weifelend over het pad lopen? Nee, natuurlijk niet. Die zou hier met vooruitgestoken borst over het pad marcheren. Met militaire discipline. [...] Even die spieren laten opbollen.’
Het heeft iets verfrissends, aangezien het ditmaal een man is die zichzelf dwars zit met onzekerheid, en niet een vrouw die zich afvraagt of ze wel voldoet. Luc is een sneu type, maar wekt mededogen. Op een campingfeest, waar hij aanvankelijk niet beter weet dan frisdrank achter zijn kinderen aan te sjouwen, veroorlooft hij zich ineens een wilde dans. Althans: het is de moonwalk. Van Michael Jackson. Ahum.
Deze kleine roman moet je tussen de regels door lezen, het is een gaaf portret van een man die zichzelf kwijt is. Wat enigszins detoneert, zijn de paar stukken die vanuit de ex, Julia, zijn geschreven. Zij mist haar kinderen en gaat er, net als Luc zelf, vanuit dat hij tekort zal schieten. Dit perspectief voegt weinig toe; wat Luc zich in zijn hoofd haalt, boeit meer. In zijn angst grip te verliezen roept hij het onheil over zichzelf af. Maar het gaat toch anders mis dan je verwacht.
26-08-2022 Judith Eiselin
ISBN | 9789025473228 |
---|---|
Aantal pagina's | 144 |
Datum van verschijning | 20220623 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 125 mm |
Hoogte | 200 mm |
Dikte | 15 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres