Nachtroer
In Nachtroer, de tweede bundel van Charlotte Van den Broeck, treedt de dichter naar buiten. In de imponerende openingsafdeling is die beweging gedwongen, vanwege het stuklopen van een liefde. In deze reeks komt haar ragfijne gevoel voor ritme naar voren:
een goochelaar zaagt me in twee stukken en klapt me open naar het publiek, mijn lege romp onthuld na de nacht, na de slagwaarin ik generaal en sterveling werd, grond en organen verloorjou vergat door de trompetten van de optocht in mijbij het achteromkijken al zag ik hoe je je jas van de kapstok zou nemeneen klein finaal gebaar, de teleurgang tussen schouderbladen
In de gedichten uit deze cyclus rijgt de dichter herkenbare taal in rap tempo aaneen met als gevolg een voelbare verstikking. Het herkenbare wordt zo duister en verraderlijk, zoals het beeld van de goochelaar.
Het is echter jammer dat het dwingende en grillige in de rest van de bundel ontbreekt. Die gedichten krijgen veel meer ruimte om te ademen. Ter illustratie citeer ik het gedicht ‘Aquarium’ in zijn geheel:
Kijkin het raam van de hotelkamer waarachter de stad hijgt, trilt ons gezichthet is lillend blauw en bedrukt met vurige monden
niet ver genoeg gereisdom wat voorbij is te redeneren tot een verschijnselhet ligt tussen ons in, schreit om vorm en adem
en ik mag niet slapenik moet je bevrijden, nacht aan nachtzwem ik dezelfde punten aan elkaarniet eens tot sterrenbeeld
Deze gedichten verkrijgen hun vorm door het invoegen van rustpunten, zoals na ‘Kijk’ of wat ‘schreit om vorm en adem’. Er is hier geen verstikking, maar verstilling, ook omdat de gedichten witregels hebben en niet bestaan uit door komma’s aaneengerijgde beelden en regels.
Gevolg is echter dat deze gedichten minder urgent aanvoelen dan die eerste acht, waarin Van den Broeck beklemming en hoogspanning adequaat en krachtig weet te communiceren. Wat ze schrijft in ‘VII’, geldt voor de hele bundel: ‘iets in het vlees, uren na het schot nog, zal pulseren / tot ook dat op is, herinnering aan een hartslag’.Nachtroer vangt aan met woest en radeloos pulseren, maar lost uiteindelijk op in de vage herinnering.
Dit zijn gedichten als nomadische behuizingen. Het woord 'nachtroer', de naam van een Antwerpse nachtwinkel, vormt het vertrekpunt van deze tweede bundel van Charlotte Van den Broeck. De gedichten worden aangedreven door een diep verlangen naar ontheemding, verdwijning, naar een opgaan in de permanente stroom van het tomeloze leven.
ISBN | 9789029510219 |
---|---|
Aantal pagina's | 88 |
Datum van verschijning | 20170131 |
NRC Recensie | 2 |
Breedte | 171 mm |
Hoogte | 205 mm |
Dikte | 8 mm |