Brandsmoor
Eerste liefde is: samen naar jonge dasjes kijken
Roman Helinski Als gastarbeiders strijken Moldaviërs neer bij een Limburgse hoeve. De zoon van de eigenaar valt als een blok voor de meegereisde Sofia. En Helinski schrijft geestig en vrij over die liefde.
Behalve vaders zijn ook nieuwkomers een constante in de onmodieuze, maar vertrouwenwekkende boeken van Roman Helinski (1983). Zo was de verteller van zijn debuut Bloemkool in Tsjernobyl (2014) de nazaat van een Poolse voetballer die ooit furore maakte in de Franse competitie en kwam er in De wafelfabriek (2017) een einde aan een overzichtelijk productieproces van koekjes na de komst van een man met een vaag militair verleden.
De nieuwkomers in Helinski’s nieuwe novelle Brandsmoor heten ‘böetelander’, oftewel ‘buitenlanders’ in het Limburgs. Op de eerste pagina laden ze hun spullen uit een busje en nemen hun intrek – al is dat misschien wat te chic verwoord – in een paar tenten die de eigenaar van een hoeve voor ze heeft klaargezet in de nabije appelboomgaard. Daar zullen ze een tijdje gaan kamperen, zo is het plan, want deze Moldaviërs gaan enkele maanden werken in het ‘Aziatische distributiecentrum’ dat even verderop uit de grond is gestampt.
Brandsmoor wordt verteld door Tristan, de zoon van de eigenaar van de hoeve. Hij is negentien en zal over enkele maanden het huis verlaten om elders in het land te gaan studeren. De moeder komt in het verhaal niet voor, zij verliet het gezin voor aanvang van het verhaal.
Sigaretje
Het wordt nooit helemaal duidelijk waarom de vader de Moldaviërs op zijn terrein toeliet. Goed, hij krijgt er wat geld voor van dat distributiecentrum, maar van nijpende geldzorgen lijkt geen sprake te zijn. En ook valt de vader niet te betrappen op een hart dat overloopt van naastenliefde, want hij volgt zijn gasten vanaf minuut één met kritische ogen. Maar als er al snel buurtgenoten op de stoep staan die geen trek hebben in rondstruinende vreemdelingen móét hij het wel voor ze opnemen.
De confrontaties, opgetekend in een Limburgs dialect dat voor mensen van boven de rivieren nog nét valt te ontcijferen, zijn ontzettend geestig. Het is het groepsindividualisme van Monty Python en het ressentiment van 12 Angry Men met een zachte g. ‘Doe hots ’t ieësj mit ôs môtte uuverlegge’, vinden ze in koor.
Hoe leuk dat ook is, Brandsmoor is toch vooral het verhaal van een eerste liefde. Tristan valt namelijk als een blok voor de Moldavische Sofia. Hij lokt haar de bosschages in en palmt haar in met een trillerig aangeboden sigaretje. Ze bekijken samen wat jonge dasjes, kriebelen voorzichtig in elkaars handpalm en trekken de kleren erbij uit op een bed van daslook; Tristans ziel begint er, terecht zou ik zeggen, op een achttiende-eeuwse manier van te sidderen. Wat ook een beetje Helinski’s punt lijkt te zijn: als het op liefde aankomt zijn we opeens ontzettend ouderwets en hoogdravend. En snel boos ook, opvallend genoeg.
Helinski is zo’n schrijver die meteen je sympathie krijgt. Hij is dus geestig, maar bovendien erg ontwapenend; ik geloof niet dat er veel jonge mannen zijn die zo vrij over verliefdheid durven te schrijven. Maar helemaal geloven moet je hem toch niet: net als in zijn vorige boeken schrijft Helinski net naast de waarheid, lijkt het. Daar kan hij nog wel even mee vooruit.
18-06-2021 Sebastiaan Kort
Lente in de Limburgse heuvels. Op de hoeve van Tristan en zijn vader staat de boomgaard in bloei. Gasten vestigen zich op het erf. Boetelander, zeggen ze in het aangrenzende kerkdorpje Hucht. Terwijl de spanning in de kleine gemeenschap oploopt, valt Tristan voor de jonge vrouw in het buitenlandse gezelschap.
Brandsmoor is een verhaal over lente, liefde en ontluistering.
ISBN | 9789048844449 |
---|---|
Aantal pagina's | 112 |
Datum van verschijning | 20210430 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 126 mm |
Hoogte | 201 mm |
Dikte | 12 mm |