Jan Mendel is een jongen met een rijk gedachteleven, maar de meeste gedachten leiden toch wel naar... de meisjes. DE JONGENS is een uitbundige roman over het avontuur van jong zijn, over de ontdekkingen, de hartstocht en de humor. Het is, in Jans eigen woorden, een boek met open armen.
"Mijn naam is Jan Mendel. Ik ben opgegroeid met de zeewind in mijn kuif en in mijn neus het pure aroma van algen, stookolie en de visafslag."
"We hielden elkaar bij dansles stevig vast en ik slaagde erin om elke keer als ik bij de cha-cha-cha naar Lydia toe stapte, haar borsten even met mijn keurige witte overhemd te beroeren. Wie heeft ooit verzonnen dat de puberteit een somber intermezzo tussen jeugd en het échte leven is? Ik was dertien en dolgelukkig."
"Het was liefde op het eerste gezicht. Daar geloof ik eigenlijk helemaal niet in, maar dit was de uitzondering op de regel. Het kwam niet doordat Lenie zo ontzettend mooi was. Dat was ze wel, maar als je een beetje actief in het leven staat, kom je elke dag wel een mooi meisje tegen."
"Ik zwoer een heilige eed: ik zou in de zomervakantie met Bart meegaan naar Terschelling, zo stoned worden als een aap en pas terugkomen als ik het in het echt, letterlijk, in levenden lijve, van alfa tot omega had gedáán."