De rozentuin
Dat er in betrekkelijk korte tijd vier titels van de Iers-Amerikaanse auteur Maeve Brennan in het Nederlands zijn vertaald geeft hoop – en relativeert al die slechte berichten over de deplorabele toestand van de literatuur en de ondergang van het lezen. Al was het alleen maar omdat er nog een vijfde vertaling bij is gekomen: de verhalenbundel De rozentuin.
Maeve Brennan (1917-1993) verhuisde als puber van Ierland naar New York toen haar vader daar een baan kreeg. Ze schreef over mode voor Harper’s Bazaar maar vond algauw literair onderdak bij The New Yorker, waarvoor ze jarenlang verhalen en artikelen schreef.
Brennan heeft pas na haar dood de reputatie gekregen die ze altijd al verdiende. De rozentuin verscheen pas in 2000, onder de titel The Rose Garden, en bevat verhalen die Brennan schreef tussen 1950 en 1968. Ze zijn niet chronologisch geordend, maar thematisch, in vier afdelingen.
De verhalen in de eerste afdeling, ‘Herbert’s Retreat’, spelen zich af in het gelijknamige toevluchtsoord waar leden van de New Yorkse hogere middenklasse zich gevestigd hebben. Herbert’s Retreat bestaat uit ‘negenendertig aantrekkelijke huizen’, ooit neergezet op ‘een open plek in een prachtig, dicht bos’. Dat klinkt idyllisch, maar de sfeer in de verhalen is om te snijden. De mannen die in de stad werken en daar hun eigen leven hebben, de met elkaar concurrerende vrouwen, de feestjes, de diners – Brennan zet het allemaal genadeloos neer.
Het leven in de Amerikaanse voorsteden kennen we uit het werk van schrijvers als Cheever en Updike, maar Brennan is harder dan zij, en geeft ook een completer beeld, omdat ze meer aandacht heeft voor de vrouwen en het personeel; het grootste deel van het werk in Herbert’s Retreat wordt verzet door huishoudsters en dienstbodes die bijna allemaal uit Ierland komen, elkaar opzoeken en zelfs een eigen feest organiseren.
Snobistische ijdelheid
Het opvallendste personage uit deze afdeling is de vijftiger Charles Run-yan, een New Yorkse toneelcriticus die in een aantal verhalen terugkeert. Hij is de huisvriend van het echtpaar Harkey, bij wie hij vaak logeert. In New York is hij uitgerangeerd maar hier, bij de diners en op de feestjes in Herbert’s Retreat, kan hij de superieur-ironische intellectueel spelen, en in het geheim neerkijken op al zijn gespreksgenoten. Maar hij weet dat hij alleen híér, onder deze mensen, nog die rol kan spelen, en Brennan toont hem in al zijn snobistische ijdelheid en tragische eenzaamheid. Runyan is iemand die je nog wel even bijblijft. Maar het beste verhaal uit deze sectie is misschien wel ‘Het anachronisme’, waarin een inwonende moeder met behulp van een stugge huishoudster een overwinning behaalt op haar strenge dochter. Een grimmig feelgood-verhaal voor sombere dagen.
Het tweede deel van de bundel bevat verhalen die zich in Ierland afspelen. Hier vinden we het titelverhaal, waarin de hoofdrol is weggelegd voor Mary Lambert die een winkeltje drijft en op jonge leeftijd weduwe is geworden, en dol is op de rozentuin van het nonnenklooster, die maar een keer per jaar toegankelijk is. Het is een verraderlijk hard verhaal. Brennan voorziet haar personages niet van een suikerlaagje. Neem bijvoorbeeld ‘De schikgodin’, over een toiletjuffrouw van een Dublins Hotel die zich onaantastbaar waant – maar dat uiteraard niet is.
De rozentuin is een bundel die gaandeweg steeds rustiger en beschouwelijker wordt. De laatste twee delen, ‘New York’ en ‘East Hampton’ vereisen een andere leeshouding dan de aan Herbert’s Retreat en Ierland gewijde delen. In deze segmenten zijn de verhalen beschouwelijker, melancholischer ook. Dat is even wennen, want dat kom je niet vaak tegen, een verhalenbundel waarin op een gegeven moment de maximumsnelheid aanmerkelijk lager wordt. Opeens wordt er meer tijd van je verlangd, meer zorgvuldigheid. Maar lezers die bereid zijn hun tempo aan te passen, worden beloond. In deze afdelingen zijn de verhalen autobiografischer en leer je de auteur zelf beter kennen, in al haar eenzaamheid, in al haar opmerkzaamheid ook. Nu begrijp je ook waarom deze bundel thematisch is ingedeeld, en niet chronologisch; dat is een goede keuze geweest van de samensteller. Deze bundel is een langzame afdaling, alsof je getuige bent van een geest die zich steeds meer in zichzelf keert, die steeds ingetogener wordt.
Een slecht verhaal is in deze bundel niet te vinden. Wel had de uitgave iets meer zorg verdiend. Zo had een iets scherpere blik ervoor kunnen zorgen dat een paar vertaalfoutjes werden gladgestreken. Hier en daar ontbreekt een spatie of een leesteken, of zelfs een heel woord, en op pagina 57 staan twee verklarende, door de vertaalster toegevoegde mededelingen die duidelijk als voetnoot zijn bedoeld maar midden in de lopende tekst zijn beland. Kom op, uitgever, dat kan (en moet) beter.
Ierland is het decor van vijf verhalen. Het land vertegenwoordigt Brennans jeugd, waarin ze leed onder de vaak schokkende gebeurtenissen van de vrijheidsstrijd waaraan haar ouders actief deelnamen. De mensen die we tegenkomen zijn arm. De kerk domineert de samenleving. Brennan beschrijft het gedrag van alle, meestal ongelukkige, gekwelde personen trefzeker en met mededogen.
In de Amerikaanse verhalen gaat het om totaal andere mensen – er is ook een hond als hoofdpersoon – die meestal rijk zijn en vrij. Het gaat op een uiterst subtiele manier om machtsstrijd: tussen personeel en bazen, tussen man en vrouw, tussen vrouwen onderling. Brennan toont meeslepend en hilarisch hoe ingewikkeld een relatie kan zijn.
ISBN | 9789025314040 |
---|---|
Aantal pagina's | 384 |
Datum van verschijning | 20220222 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 127 mm |
Hoogte | 202 mm |
Dikte | 32 mm |