Het uur van de olifant
Wie het leven pas achteraf wil begrijpen is te laat
Indonesië Otto de Kat schreef een roman over de vervagende herinnering aan de Atjeh-oorlog aan de hand van het leven van een burgemeester op het eiland Texel.
Het was journalist Anton Stolwijk die ons zes jaar geleden herinnerde aan wat deze krant ‘een nog steeds onthutsend hoofdstuk uit de koloniale geschiedenis’ noemde: de Atjeh-oorlog. In het boek Atjeh. Het verhaal van de bloedigste strijd uit de Nederlandse koloniale geschiedenis beschreef Stolwijk de strijd die Nederland met het in het noorden van Indonesië gelegen sultanaat voerde. Officieel tussen 1873 en 1914, maar daarna nog decennia in een dooretterende vorm. Het kostte Stolwijk veel moeite om zich voor zijn boek te documenteren. Revolutionair geweld, het tropische klimaat en de tsunami van 2004 hadden veel van de fysieke sporen uit het verleden uitgewist.
Het is iets dat wonderwel aansluit bij de nieuwe roman van Otto de Kat, Het uur van de olifant, waarbij je eerst denkt een roman over deze Atjeh-oorlog te lezen, maar langzamerhand ondervindt dat het vooral over de vervagende herinnering áán die oorlog gaat. En eigenlijk had je dat, op basis van De Kats De laatste nacht (2015) bijvoorbeeld, ook al een beetje kunnen voorvoelen. Want ook die roman handelde over mensen die probeerden om in het aangezicht van de dood vat te krijgen op, lijn aan te brengen in het lange leven dat achter ze lag. Om vervolgens te ondervinden dat een leven geen roman is, geen verhaal met een rode draad en een fijne plot. De chaos van het sterfbed: wie het leven pas achteraf wil begrijpen is te laat, leek De Kat te willen zeggen.
Burgemeester op Texel
W.A. en Maxim, de voornaamste personages in Het uur van de olifant, zijn elk op hun eigen manier met het geheugen in de weer. Enkele jaren na hun militaire dienst op Atjeh treffen ze elkaar op Texel, waar de halfblinde Maxim inmiddels burgemeester is geworden. Men respecteert hem, maar hij is ook een getraumatiseerde man die verre van in het reine is met zijn verleden. De jaren op Atjeh zijn in mist gehuld en hij begint onsamenhangend te brabbelen zodra hij er over vertelt. Als hij zich er al aan waagt. Want hij verdringt iets, en zijn vrouw en zijn oude strijdmakker W.A. moeten alle zeilen bijzetten om hem over de drempel van een psychiater te krijgen. W.A., een op een werkelijk bestaande figuur gebaseerde klokkenluider, heeft het dan weer drukker met het geheugen, of in elk geval het bewustzijn, van Nederland. Onder het pseudoniem Wekker schreef hij kort ervoor een zeventiendelige reeks artikelen over de misdaden van de Nederlanders op Atjeh, wat in politiek Den Haag tot grote consternatie leidde. W.A./Wekker doet hiermee sterk aan Multatuli en diens Max Havelaar (in uw naam, etc.) denken. Schop de verantwoordelijken een geweten, in plaats van aan je eigen geweten ten onder te gaan. Deze roman is tot op zekere hoogte een eerbetoon aan de echte W.A. van Oorschot, een man die zich het donker niet in liet slepen, niet door z’n naargeestige moeder en niet door zijn moederland.
In pre-zoekmachinetijden zou Het uur van de olifant zich een stuk lastiger laten lezen. Voor het begrijpen van de Indonesische woorden, maar vooral voor het begrijpen van de militair-historische context moet je de laptop regelmatig openklappen. Maar wie weet is dat wel de opzet van De Kat, want voor je het weet ben je weer op een of andere site over de Atjeh-oorlog beland waar je de mond van openvalt. Zoiets als het bloedbad van Kuta Reh (1904), waarbij onder leiding van de ijzerenheinige generaal Frits van Daa-len 561 slecht bewapende Atjehse dorpelingen (waaronder 59 kinderen) werden afgeslacht. Hoeveel Nederlanders zouden daar nu, een dikke eeuw later, nog van op de hoogte zijn? Mag dit ook in de canon? We bouwden dijken, maar dit waren we ook.
Recent onderzoek
Met het recent gepubliceerde onderzoek naar de misdaden gepleegd door Nederlandse militairen in de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949) heeft De Kat in zekere zin zijn momentum en bovendien laat zijn roman zich met een beetje inspanning lezen als een spiegel van de nog altijd zo moeizame omgang van het Westen met de islam. De meest dynamische romancier is hij echter niet. Soms is de beeldspraak wat stroef, met bijvoorbeeld de artikelen van Wekker die ‘de regering als dumdums midden het hart’ troffen en is de regiekeuze om nu juist van het winderige, tamme Texel een plek te maken die W.A. en Maxim aan Atjeh doet denken (hee, een meeuw, boven Atjeh vlogen ook meeuwen!) er één om de wenkbrauwen in elk geval een béétje bij te fronsen. Deze Atjeh-roman is daarmee helaas toch meer Texel dan Atjeh – zoals ook de titel meer betrekking heeft op het bovendrijven van het oorlogstrauma dan op de daadwerkelijke oorlogshandelingen. Dat is niet in het voordeel van de Atjehers; dit gaat nog altijd over ‘onze jongens’. Voor een roman over bijvoorbeeld Tjoet Nja Dinh, de legendarische Atjehse verzetsvrouw, bestaat dus nog steeds volop ruimte. Laten we hopen dat iemand zich er aan waagt, want van alleen een lullig Wikipedia-lemma over haar gaat je bloed al sneller stromen.
25-03-2022 Sebastiaan Kort
ISBN | 9789028213043 |
---|---|
Aantal pagina's | 224 |
Datum van verschijning | 20220113 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 135 mm |
Hoogte | 208 mm |
Dikte | 25 mm |