Pastorale
Stephan Enter Een jongen wil weg uit zijn gereformeerde milieu, maar zijn al eerder ‘bevrijde’ oudere zus, keert juist terug. Met die tegenstelling vertelt Stephan Enter mooi en scherpzinnig over vrijheid.
‘God, nergens smaakte een sigaret zo goed als buiten, in het veld’, verzucht Louise. De jonge studente is even terug in Brevendal, waar ze zich meteen wentelt in het genot van een sigaret, liggend in het gras. Natuur en ongehoorzaamheid – dat is geluk, dat is bevrijding. In die passages in het tweede hoofdstuk is Pastorale van Stephan Enter de plattelandsidylle die je op basis van de titel verwacht, kortstondig, want onmiddellijk is ook de spanning voelbaar waarmee haar genot omgeven is. Want waarom is Louise eigenlijk terug in dat stijf gereformeerde oord dat ze juist ontvlucht was? De stad was toch de plek waar ze bevrijding had gevonden? En ze ligt hier ook in het veld omdat haar ouders de sigaret niet mogen zien.
Dat bevrijde leven was ook waarom haar jongere broer Oscar haar benijdde. Hij zal, zo verzucht hij in het eerste hoofdstuk, nog een jaar de bromvlieg zijn die tegen de ruit botst, die ‘zich keer op keer met blinde haat op de transparante barrière [stort] die het van de vrijheid scheidde’.
Maar haar verzuchting begón nota bene nog met het woord ‘God’, de hoofdrolspeler van haar jeugd, die ze zo vurig had afgezworen. De restanten van die religieuze opvoeding zitten toch nog in haar, om op onbewaakte momenten op te borrelen. In een stedelijk café kon ze het gezicht van iemand met haar achtergrond er zó uitpikken – en weg was het bevrijde geluk. Zo eenvoudig komt ze niet van Hem af. En ook niet van de geborgen melancholie die de Barneveld-achtige hometown toch óók in haar losmaakt.
Kerkverlaters
Louise’s gevoelens zijn allerminst eenduidig, hoe fel ook haar mening als het over het geloof gaat. Daartegen trekt ze op een Karel van het Reve-achtige manier van leer, wijsneuzig en retorisch platwalsend. Zonde, ‘riep ze opgewekt uit’, schrijft Enter, is ‘een imaginaire ziekte die is uitgevonden om je een imaginaire remedie aan te smeren’. Was het niet vreemd dat Australië en Amerika nergens in de Bijbel voorkwamen? Waardoor het woord van God wel heel toevallig op maat gesneden was ‘voor een primitieve veeboer in een klein gebied ergens in het Midden-Oosten. Was dat niet raar?’
„Ik zou graag een gereformeerde fatwa over me afgeroepen krijgen vanwege dit boek”, tekende een Trouw-journalist vorige week al op uit de mond van Stephan Enter (1973), en die inzet bepaalt Louise’s lijn van de roman. Daarnaast (gelukkig, zou ik zeggen) is er het verhaal van Oscar. Terwijl Louise juist een beweging terug uit het vrije leven lijkt te maken, is het voor hem nog zaak zich aan de beknelling te ontworstelen. Het kerkverlatersthema, dat zich in de Nederlandse literatuur toch niet stiefmoederlijk behandeld is, vult Enter op eigen, frisse wijze in: hij brengt het verhaal van de Molukse gemeenschap ermee in verband. De Ambonese Jonkie Matupessy zit in Oscars klas, maar voor de rest zijn de werelden van de gereformeerden en Molukkers volkomen gescheiden. Als Oscar een glimp opvangt van Jonkies zus projecteert hij op haar zijn verlangen naar ontworsteling. Zij is exotisch, anders, spannend, bevrijdend.
Zo’n opvatting strookt met het jarentachtigsfeertje dat in de hele roman hangt – je krijgt af en toe het gevoel dat Pastorale ook twintig jaar geleden geschreven had kunnen zijn, maar belegenheid vermijdt Enter wel door zijn piekfijne schrijfstijl, door zijn prachtig precieze zinnen. De plot zit zo goed in elkaar dat niets ooit gaat vervelen, meer dan eens komt Enter met originele en scherpzinnige metaforen op de proppen, de melodie van de zinnen doet de vertelling knispervers aanvoelen. Tegelijkertijd speelt Enter ook een heerlijk spel met de lezer.
Waarachtige mensen
Dat komt vooral door Oscar en Louise, die misschien wel de waarachtigste mensen zijn die Enter ooit schiep: personages die je om meer dan één reden gaat waarderen, alsof ze je vrienden zijn. Het is de voornaamste kwaliteit van Pastorale: dat de hoofdpersonen zo echt voelen. Door die betrokkenheid liet Enter me evenzeer naar bevrijding snakken als Oscar, en evenzeer met Louise mee verlangen naar geborgenheid. Tegenstrijdige gevoelens, en door ze zo complex te laten zijn geeft Enter het onderwerp ‘vrijheid’ hier bij uitstek een literaire behandeling.
De Molukse lijn in de roman zet dat vrijheidsvraagstuk op scherp. Wanneer Oscar erin slaagt nóg eens bij de Molukse familie Matupessy over de vloer te komen, houdt de heer des huizes een tirade die bijt. Wist de jongen dat de Hollanders nooit eens op straat een praatje met hem maken? En dat de Molukkers hier ontvangen werden door hen ‘achter het prikkeldraad van nazi’s’ te zetten? En dat de Molukkers altijd terugkeer naar huis en haard was beloofd, terwijl ze inmiddels, decennia later, volkomen vervreemd zouden zijn geraakt van Ambon? ‘Het enige Ambon dat ik heb is hier, hier, hier!’ En hij wijst naar zijn hart.
Het is niet alleen een ijzersterke scène, tussen de toch al vele sterke scènes in Pastorale waarin steeds echt iets op het spel staat, maar Enter denkt ook door over wat die tirade betekent. Als er ooit al bevrijding komt uit deze beknelde positie, zal het geluk nooit meer volledig zijn – en in de uitgekiende constructie die de roman is rijmt de Molukkers-verhaallijn prachtig met wat Louise doormaakt. Haar lukt het nooit om het pleit tegen het geloof definitief te winnen, constateert ze: ‘In de schaarse discussies die ze de laatste jaren had gevoerd ging het niet om logica; zodra je als atheïst iets zei werd je uitgesloten, niet om je argumenten maar omdat er een ego tussen stond.’
Grip en compassie
Daar gaat het over het ego van de vasthoudende gelovige – maar van zo’n ego heeft zij zelf net zo goed last. Ze legt het in het dorp aan met de zoon van de dominee, moeizaam, want het geloof staat tussen hen in. Soms krijgt Louise iets verbetens, en roept haar zoveelste schimpscheut het gevoel op dat we het punt nu wel vatten – alsof je verzeild geraakt bent in de strijd die Enter nog met de gereformeerden uit te vechten had. Dat is hem (mits je niet van de fatwa’s bent) gemakkelijk vergeven, want Enter openbaart in de laatste honderd bladzijden nog een soort plot, die het verhaal energie geven en de gedachten over religie en vrijheid nog eens verdiepen. Daar spelen juist de ego’s van Oscar en Louise de hoofdrol – want uiteindelijk is het ook hun coming-of-age-verhaal.
Die plot levert een ontknoping op die even tragisch als geloofwaardig is. En je zíét wel degelijk de plotconstructie, maar kunstmatig of voorspelbaar wordt dat nauwelijks: omdat de personages zo ontzettend menselijk blijven. In die zin is Pastorale ook de gehoopte stap in het oeuvre van Enter, na het sterk geconstrueerde en beklemmende Grip (2011) en daarna het wat lossere Compassie (2017). Nu schreef Enter een voltreffer dankzij zijn grip én zijn compassie. En over deze personages wil ik nog wel een boek lezen.
ISBN | 9789028293007 |
---|---|
Aantal pagina's | 288 |
Datum van verschijning | 20191101 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 139 mm |
Hoogte | 218 mm |
Dikte | 30 mm |