Vergeten meesters
Deze museumgidsen zijn niet aangenomen om hun intellectuele vermogens
Daniël Rovers Hoe kijk je naar kunst zonder alleen jezelf te zien? Rovers schreef een tomeloze roman over gidsen in een museum, met bijtende, sardonische cultuurkritiek.
Toen het Rijksmuseum in Amsterdam in 2013 na tien jaar tegenslag dan eindelijk weer openging, meldde tout werkloos Nederland zich bij de poort. Zo dienden zich liefst 1.600 mensen aan om jassen op te hangen in de garderobe en wilden er ook heel veel mensen rondleider in het museum worden, want er ploften 1.550 brieven voor één enkele baan op de mat. Een van die sollicitanten meldde zich kort na de eerste gesprekken in de kolommen van deze krant. Op Facebook was ze op een chat gestuit waarin een man een andere man – een personeelsfunctionaris van het Rijks – complimenteerde met het heropende museum. Niet alleen had hij mooie kunst gezien, tussen al die Vermeers en Rembrandts liepen ook nog allerlei ‘prachtige hertjes’ rond, waarmee hij doelde op de in zijn ogen heel aantrekkelijke vrouwelijke museumgidsen. Hihi, chatte de personeelsfunctionaris terug, dankjewel. En wist je wat zo mooi was? Die gidsen waren ‘ook nog eens heel intelligent!’
Narcistisch genoegen
Daniël Rovers (1975) kan zich de kwestie ongetwijfeld nog voor de geest halen. Het zou zelfs de kiem van zijn Vergeten meesters kunnen zijn, een roman die gesitueerd is rondom museumgidsen die eveneens niet voor hun intellectuele vermogens zijn aangenomen. Of hooguit ten dele, want van wat ze allemaal weten over de uitgestalde artefacten mogen ze de bezoeker maar een beetje vertellen. Rovers schrijft het niet met zoveel woorden, maar wie een beetje oplet heeft door dat het gidsen in de roman vooral een retorische, ja bijna pedagogische daad is. Je sommeert de bezoekers om een naamplaatje op te doen zodat je ze later makkelijker tot de orde kunt roepen, je vertelt een klein beetje over de kunst, je laat ze vragen stellen om stoom af te blazen of om hun ego wat ruimte te geven… en je dirigeert ze vervolgens naar het commerciële deel van het etablissement – exit through the gift shop.
Vergeten meesters is een roman over kunst. Over kijken naar kunst, zoals de flap belooft, maar in wezen over kijken naar kunst zonder die echt te zíén. Van alle motto’s die aan de vertelling voorafgaan is die van Pierre Janssen, de man die de Nederlander een halve eeuw terug via de tv het een en ander over het kijken naar kunst uitlegde, misschien wel het treffendst: ‘Degene die in een museum zomaar eens gaat kijken, heeft maar één historie: zichzelf.’ Ik denk dat Janssen hiermee zeggen wilde dat het echt moeite kost, dat je je flink in kunst moet verdiepen, om iets anders te zien dan ‘jezelf’. Doe je dat niet, weiger je het kijken als zoiets als een ambacht te benaderen, dan zal het kijken een narcistisch genoegen blijven, een spiegel zijn. Het is wat de makers van The Sopranos ooit lieten zien door de ongeschoolde moeder Carmela met haar half-intellectuele dochter in een museum los te laten. Carmela, die haar dochter in die periode zag wegglippen richting volwassenheid, kreeg het te kwaad bij een Maria-met kind-schilderij. Die geborgenheid! De sereniteit ervan! De dochter, ontzet: ‘Mom, are you crying?’
Reine hertjes zijn de vijf gidsen in Vergeten meesters overigens niet. Er is er eentje bij met een kanjer van een huidprobleem, er zit een alcoholist tussen en een dame die zich afvraagt of ze nog in trek is. Twijfelende, angstige mensen zijn het, door Rovers gevolgd op zomaar een werkdag. Binnen de muren van het museum (hier het Rijksmuseum Dutch Masters genoemd, het ‘Dumas’) wacht Raf De Kesel, bijgenaamd ‘De Rat’, die er de scepter zwaait en niet bang is om rigoreuze methodes in te zetten om mensen naar binnen te lokken. Kunnen de gidsen hun werk – door de jaren heen zo geërodeerd – in de toekomst nog wel doen of zullen ze door De Kesel ingeruild worden voor kunstmatige intelligentie? Wat is kunst nog, wat kan het nog zijn, als deze niet meer correleert met de menselijke geest?
Beschuitdroge sneren
Een paar jaar terug viel Daniël Rovers (1975) op met De waren, een heel fijne, subtiele roman over drie vrienden die terugkeken op twintig jaar vriendschap en liefde. Met dat boek nog vers in je achterhoofd overrompelt Vergeten meesters je volkomen, want alhoewel Rovers nog steeds oog heeft voor de innerlijke roerselen en de geschiedenis van zijn personages, is dit boek niet alleen volumineuzer, maar ook satirischer, anarchistischer, intellectueler en soms zelfs, als er ruimte voor is of als de roman er om vraagt, ruwer. Dit is een roman van een geïrriteerde geest, van iemand die je om de oren wil slaan met bijtende, sardonische cultuurkritiek. De korte, naar beroemde kunstwerken vernoemde hoofdstukken (‘Het Joodse bruidje’, ‘Nachtwacht’, et cetera) zijn in een vlammende, eigentijdse stijl geschreven; een stijl waar alle voorzichtigheid van afgespoeld is en die in elk geval voor een deel geïnspireerd lijkt op het werk van David Foster Wallace, de Amerikaanse schrijver die Rovers in de essaybundel Bakvis belichtte en wiens The Pale King hij een paar jaar terug nog (mede) vertaalde. Tomeloos is het goede woord voor Vergeten meesters, tot uiting komend in vindingrijke scènes over de geneugten van de massage, running gags over lesbiennes die een gloeilamp moeten vervangen, het pertinente weigeren van een vaste kapper, de opname van vaak zeer geestige korte biografieën van museumbezoekers (‘Armin Codde (1981) was er geweest, in Middelharnis, op dat Zuid-Hollandse eiland, en geen hond had daar ooit van Meindert Hobbema gehoord, laat staan van dat laantje’) of beschuitdroge sneren naar de moderne tijd. Over een vrouw die de frustratie eruit slaat tijdens een boksles: ‘Ze sloeg haar trainer, die daar per uur voor kreeg betaald.’
Slotsom: we zijn opgejaagd wild. En wat ziet opgejaagd wild nog? Niet veel. ‘Nooit haast hebben’, lezen we ergens. ‘Zich haasten is ordinair. […] Wie wil kijken, die moet zijn eigen stomheid omarmen. We willen dat allemaal wel, maar vaak lukt het gewoon niet meer.’
18-03-2022 Sebastiaan Kort
Een dag lang volgen we vijf museumrondleiders. Vanaf het moment dat ze 's ochtends uit hun onrustige dromen ontwaken totdat ze halfweg de middag overhaast het Rijksmuseum Dutch Masters - het Dumas - moeten verlaten. Wallerand twijfelt over alles, ook over de kinderwens van zijn beste vriendin. Rehab heeft een lieve dochter en een schat van een saaie echtgenoot. Heribert mist zijn overleden moeder en drinkt te veel. Margreet heeft haar leven eindelijk op orde, geen vent die dat nog verstiert. Pina durft haar huis niet meer uit en spreekt alleen nog audiotours in. Hoe verschillend deze gidsen
ook zijn, ze hebben alle vijf een vlijmscherpe blik. Concurrentie krijgen ze van een nieuwe state of the art multimediagids. Die belooft honderd procent herkenning, ongeacht achtergrond of afkomst. Ondertussen is er sprake van een opgeschaald dreigingsniveau.
ISBN | 9789028427549 |
---|---|
Aantal pagina's | 480 |
Datum van verschijning | 20220126 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 141 mm |
Hoogte | 223 mm |
Dikte | 40 mm |