Zee van rust
Een klassieke tijdreispuzzel met actuele thema’s
Emily St. John Mandel Zee van rust speelt zowel op aarde in 1912 als op de maan in 2401. Het is sciencefiction met actuele thema’s, een menselijke maat en een intrigerend centraal gegeven. En toch wringt er iets.
Halverwege Emily St. John Mandels nieuwe roman Zee van rust zet een van haar personages vraagtekens bij het idee dat we in een simulatie leven, zoals door zekere aanwijzingen gesuggereerd. ‘Het is misschien een beetje naïef van me, maar ik heb het gevoel dat een simulatie beter zou moeten zijn. Ik bedoel, als je de moeite neemt om bijvoorbeeld die straat te simuleren, zou je er dan niet voor zorgen dat alle straatlantaarns werken?’
Ik zou zeggen: nee. Juist rafelranden maken een simulatie geloofwaardig. Dit raakt aan de werking van fictie, zeker het type speculatieve fictie dat de Canadese auteur hier bedrijft. Elke romanwereld is een simulatie, een constructie waarin de lezer dient te geloven. Maar hoe de lezer tegelijk te laten geloven in het Canada van 1912, een maankolonie in het jaar 2401, en verschillende werelden daartussen? Hoe de lezer te laten geloven in een scheur in het weefsel van het universum, en in het tijdreizen dat voormalig hoteldetective Gaspery Roberts in staat stelt de aard en betekenis van die ‘verminking’ te onderzoeken? Een verminking die kortstondig meerdere tijden tegelijk heeft laten bestaan? Het vergt het uiterste van het gevoel van een schrijver voor dosering (wat vertel je wel en wat niet), voor world building en voor het raderwerk van het verhaal. Niets mag verklappen dat de lezer een simulatie tot zich neemt.
Zee van rust is een roman die op zichzelf staat, maar op allerlei manieren óók in gesprek is met Mandels eerdere werk. Het is, voor alles, een pandemieroman die reflecteert op de onophoudelijke apocalyps waarmee mensen, al was het maar op individueel niveau, geconfronteerd worden.
Georgische griep
Het verhaal begint in 1912, wanneer de achttienjarige Edwin St. John St. Andrew zich met zijn ‘dubbel geheiligde naam’ per stoomschip naar Canada beweegt. Hij is de dwarse, derde zoon uit een adellijke Britse familie, het type dat uit beeld wordt gemanoeuvreerd omdat hij een last en een schande is. Mandel schetst in korte, trefzekere penseelstreken Edwins dagen in Canada, eindigend in de wildernis van het westen, waar hij in een bos verzeild raakt, een oord dat ‘volstrekt neutraal [is] ten aanzien van de vraag of hij leeft of sterft’. Hier ontmoet hij een vreemde bezoeker, een zekere Roberts, en heeft kort daarna een schokkende ervaring, die je paranormaal zou kunnen noemen, of een hallucinatie, of iets anders. Edwin hoort vioolklanken en de geluiden van een opstijgend luchtschip in een andere eeuw.
In het tweede deel van Zee van rust ontmoeten we een oude bekende, Mirella Kessler, die ook al in Mandels roman Het glazen hotel figureert. Het is 2020, het ‘Wuhanverhaal’ staat op punt van beginnen, maar belangrijker: ook Mirella blijkt zijdelings te zijn aangeraakt door het fenomeen waarmee Edwin in het bos geconfronteerd werd.
En dan is er het interessantste personage, Olive Llewellyn, bestsellerauteur in het jaar 2203, woonachtig op de maan, maar nu op boektournee op aarde, waar ze faam geniet door haar roman Marienbad, die zwaar leunt op haar onderzoek naar pandemieën. Marienbad dreigt een nieuwe betekenis te krijgen door een volgende pandemie die op het punt staat van uitbreken.
Dit is onmiskenbaar een verwijzing naar Mandels eigen historie: door haar boek Station Eleven (2014), waarin de post-apocalyptische wereld na een uitbraak van de zeer dodelijke ‘Georgische griep’ centraal staat, heeft Mandel de afgelopen jaren het aura van een ziener gekregen. Veel van wat Llewellyn meemaakt voelt als uit het leven gegrepen: van de klacht van een lezeres dat Marienbad verwarrend zou zijn (‘je had al die verhaallijnen en dan al die personages en ik wachtte steeds tot het allemaal zeg maar bij elkaar zou komen, maar dat gebeurde niet’), tot de gesprekjes in taxi’s, de bezoekjes aan festivals en boekhandels. Maar ook: de uitbraak van die nieuwe pandemie en de jaren in afzondering, die de tijd echoën waarin Zee van rust moet zijn geschreven.
Smaakvolle ingetogenheid
Ziedaar, een roman met actuele thema’s, een menselijke maat en een intrigerend centraal gegeven. En toch wringt er iets.
Mandel kiest er wijselijk voor haar verschillende werelden niet tot in detail uit te leggen – ze ontvouwen zich als vanzelfsprekend, wat ze voor de personages gewoon zijn. Daarmee noodt ze de lezer binnen, zeker ook lezers met een zekere huiver voor sciencefiction. Maar smaakvolle ingetogenheid ontslaat een auteur niet van de taak alle achtergronden en details wél in de vingers te hebben, zodat de toediening ervan perfect kan worden gedoseerd. Zo niet, dan loop je het risico alsnog de betovering te verbreken, en dat is wat hier meermaals gebeurt.
Soms is Mandels wereld inconsistent, en soms lijkt hij inconsistent doordat er juist nét te weinig is verteld. Voorbeeld: schrijfster Olive Llewellyn is opgegroeid op de maan en woont daar ook. Je zou denken: onder veel lagere zwaartekracht, wat enorme fysiologische gevolgen zou moeten hebben. Maar vreemd genoeg is daar tijdens de boektournee op aarde niks van te merken. Geen voortdurende uitputting, geen verzwakte spieren, geen verhoogde hartslag. Deze lezer vermoedt dan een enorme denkfout, tot rijkelijk laat in het boek er terloops iets gezegd wordt over zwaartekracht verhogende technologie die in de maankoloniën wordt toegepast. Een gemakzuchtige stoplap?
Op dezelfde manier werd ik uit Mandels wereld getrokken door vreemde discrepanties in de technologische ontwikkeling – de vijfentwintigste eeuw zit soms merkwaardig dicht op onze tijd. Je zou zelfs kunnen zeggen dat ook Mandels ménsen van de vijfentwintigste eeuw te veel lijken op de mensen van nu, alsof wij niet in gedrag, moraal en zelfs fysieke vorm wezenlijk verschillen van mensen uit de zeventiende eeuw. En dan is er nog een vingervlugheid waarmee Mandel onze aandacht van een gat in de plot (ik zal niet zeggen welk) probeert af te leiden.
Tijdreispuzzel
We hebben te maken met een klassieke tijdreispuzzel. Een paradox. Een hersenbreker. De lol van zulke verhalen is de puzzel oplossen, of beter: ze opgelost te zien worden voor je zelf de oplossing hebt geraden. Persoonlijk vind ik zo’n puzzel niet zo interessant meer – het is allemaal al gedaan, en beter, van Heinleins korte verhaal ‘All You Zombies’ (1958) tot Ted Chiangs novelle Story of Your Life (1998), en eindeloze voorbeelden daartussen. Bovendien zijn we door films en boeken al zo getraind in ontcijferen dat Mandels oplossing niet echt meer verrast. Door nadruk op de puzzel worden de filosofische en metaforische mogelijkheden van tijdreizen nogal eens verwaarloosd. Waar je op hoopt, althans, ik, is een opzet die bij heroverweging en eventuele herlezing verdiept. Dat het niet uitmaakt of de puzzel is opgelost.
Mandel heeft een intrigerend gegeven in het vizier: is de wereld echt, en zo nee, wat betekent dat dan? Dat gegeven verdient een stevigere uitwerking. Datzelfde geldt voor de morele vraag die tijdreizen oproept en die hier wel erg vlotjes wordt afgehandeld, en het vaak te schetsmatige materiaal dat in gesprek gaat met onze eigen pandemische tijd. Er schort weinig aan Mandels tekening van de personages en aan de trefzekere, subtiel lyrische toets van haar taal, hier kundig vertaald door Lucie Schaap. Maar ergens in dit boek zit een beter en belangrijker boek verstopt, een boek dat je bijna aan kunt raken, maar dat net is weggeglipt.
03-06-2022 Auke Hulst
ISBN | 9789025472382 |
---|---|
Aantal pagina's | 256 |
Datum van verschijning | 20220419 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 210 mm |
Dikte | 24 mm |