Aarduitwrijvingen
Deze gedichten tonen de grenzen van het vrouwbeeld
Poëzie In haar nieuwe, energieke dichtbundel geeft Charlotte Van den Broeck de grenzen aan van het vrouwbeeld.
De nieuwe dichtbundel van Charlotte Van den Broeck (1991) is een overdacht gecomponeerd geheel. Aarduitwrijvingen biedt een zoektocht naar hoe men kijkt naar het landschap en hoe men de vrouw (daarin) beziet.
Waar mannelijke dichters als Mischa Andriessen en Peter Verhelst in recente bundels met een groots gebaar – hedendaagse milieurampen spiegelend – het verhaal van de zondvloed navertellen, richt Van den Broeck zich met een omgekeerde beweging op wat er tot leven komt na extreme droogte. Vanuit beschrijvingen van de woestijn, het kauwen op een pit die ook een steen is, komt er vanuit gedichten over gist en rotting langzaam maar zeker iets tot bloei.
Daarbij wordt in de bundel onderzocht wat we als ‘echt’ of zelfs als ‘echter’ beleven: een situatie of de weergave daarvan. Soms laat de dichteres in het midden wat werkelijkheid en wat representatie is, zoals in ‘schets’, dat uitsluitend uit zelfstandig naamwoorden bestaat. Hierdoor ontstaat een visueel brokkelig maar klankrijk gedicht. Het is een schets van wat zich aan een slootkant bevindt maar zou net zo goed de puntige beschrijving van een (te maken) schilderij kunnen zijn, of de boodschappenlijst van een waterplantkweker:
poelslak waterlelie gele plomp
mattenbies libelle lisdodde riet
bruine kikker meerkoet jonge vissen
waterpest geelrandkevers egelskop
eend fuut aarvederkruid veenmos
slipje grotere vissoorten waterspons
boomglanswier sterkrans weegbree
Het kijken heeft een belangrijke plaats in het werk van Van den Broeck, zowel in de twee eerdere bundels van Van den Broeck als in Waagstukken (2019), een verzameling beeldrijke en geestige reportages over gebouwen waarvan de architecten zelfmoord pleegden. Hierin beschrijft Van den Broeck niet alleen wat ze ziet, maar ook wat het kijken met haar doet wanneer ze de video-installatie ‘The Four Seasons’ van David Hockney betreedt. Het is alsof ze – in een lange, maar toch enkele zin – wordt opgeslokt door haar eigen waarneming: ‘Ik kijk en de beweging trekt me in het beeld, het landschap in, het wit in, en ik word het kijken, ik word de bestuurder, tegelijk de trage camera die de weg het bos in volgt en toch lijk ik geen afstand af te leggen, omdat het landschap naarmate ik er dieper in verzink, niet verandert, tenminste zo lijkt het, want plots, voor ik het besef, ligt de besneeuwde weg niet enkel voor mij in het scherm, maar ook achter me, ik bevind me op het museumbankje en midden in die sneeuw, beweeg me nog dieper in het witte landschap – nee, ik laat me nog dieper in het wit trekken door die slepende, voorwaartse beweging, door het hypnotiserende kijken.’
Meeslepende beschrijvingen
De lezer wordt in Aarduitwrijvingen niet onmiddellijk getrakteerd op zulke meeslepende beschrijvingen. Door het hypnotiserende kijken minder prominent te laten zijn, slaat Van den Broeck een nieuwe richting in. Haar belangstelling voor beeldende kunst is overeind gebleven: de titel is ontleend aan beeldend werk van herman de vries, die sinds 1976 aardemonsters verzamelt en uitwrijft op papier. Ze wijst daarbij net als herman de vries – die zich daarmee wil onttrekken aan hiërarchische systemen – hoofdletters bijna consequent af. Zijn uitwrijvingen van aarde maakte de vries om ‘een beeld te geven van de visuele rijkdom van de aarde’. Van den Broeck lijkt iets soortgelijks na te streven, hoewel ze zich voor haar visuele rijkdom vooral baseert op ideeën over het landschap en metaforen en niet zozeer op de directe waarneming:
als de avond valt
zegt men dat de rotsen wandelen
de woestijn woelt en sleept haar lakens mee
er ontwaakt
een vrouw zonder beschadigingen, ze kleedt zich
voor een dagtocht, ze zeult geen geesten
mijlenlang
Met een vrouw zonder beschadigingen impliceert de dichteres dat gewoonlijk alle vrouwen beschadigd zijn – een schokkende constatering, die, haast nonchalant geplaatst, hard aankomt. Hierin valt samen wat Van den Broeck in andere gedichten specifieker uitwerkt: hoe de vrouw behalve een mens ook altijd een beeltenis is, die wordt bekeken, aanbeden, aangetast en vervormd – net als het landschap.
Het vrouwenlichaam en wat zij representeert grijpen in elkaar in ‘Doen alsof een steen een vrucht’. De vrouw bootst vruchtbaarheid na door zich als vruchtvlees rond een pit te schikken:
een vrouw heeft treur
in haar maag
schraapt een nectarinepit
ze legt zich bolvormig
in nabootsing van een vrucht
om het binnenste
Een vrouw die volgens de titel doet alsof een steen in haar binnenste een vrucht is, wil mogelijk iets doods leven inblazen. Is zij onvruchtbaar? Of is ze daar bang voor? Of moet er niet altijd geprojecteerd worden op een vrouwenlichaam en verwijst de treur in haar maag – en niet de baarmoeder – toch eerder naar honger? Het gedicht geeft geen uitsluitsel:
houdt de goudwespen op afstand
wast
in het wijde oog van de middag
ze heeft heus honger
maar het fruit is hard
en bloedt op het tandvlees
Mooi is hoe het bloed op het tandvlees iets van het binnenste van de vrucht – het lichaam aan het begin van het gedicht – oproept en het gedicht zelf zich als een vrucht om een ontbrekende kern lijkt te sluiten.
Kalme abstractie
De dichteres heeft haar register uitgebreid door te variëren en te spelen met momenten van kalme abstractie en levendigheid. In de juiste dosering zijn de directe waarnemingen overrompelend, met als een van de hoogtepunten het gedicht ‘road runner & wile e. coyote’. Hierin word ik rücksichtslos meegesleurd. En ik ga graag mee, omdat Van den Broeck zo’n aanstekelijk plezier heeft in absurditeiten die ontstaan wanneer je goed naar iets kijkt, en daarmee niet alleen een film voor de ogen doet afspelen, maar me deel uit laat maken van die film. Daar gaan we:
BEEP BEEP
komt – SNELHEIDSSTREPEN – Road Runner aangerend
zelfs al zag hij de hinderlaag! nooit zal hij tijdig kunnen remmen!
- UNNNK??? Road Runner stort niet
in de diepte rent door het doek
in het doek verder bedenkt in het schilderij een uitweg uit de wet van de sterkste
uit het gewelddadige slapstickuniversum rent
zo ver hij het geschilderde landschap kan denken en in de voorstelling
van de bedachte wereld wacht hem geen diepe val, geen breuk, geen roofdier
dat verslindt en verscheurt, in volle verbijstering
krabt Coyote vraagtekens uit zijn kop SKRRR SKRRRR niet gezien
hoe met hoge snelheid uit het doek een vrachtwagen komt - IEEEEEEEEEEEEEEK
KRRRKKKKK-SPLETSCH
maar altijd maar voor even dood
De energie spat hier van de pagina’s. Road Runner bereikt de grenzen van verbeelding en breekt erdoorheen, zoals Charlotte Van den Broeck met deze bundel de grenzen laat zien van het vrouwbeeld. Ze breekt er met haar gedichten doorheen.
12-11-2021 Maria Barnas
er ontwaakt
een vrouw zonder beschadigingen, ze kleedt zich
voor een dagtocht, ze zeult geen geesten
Aarduitwrijvingen>em> is een verzameling van veranderlijke landschappen en de wisselende lichamen die zich erin voortbewegen. De gedichten onderzoeken en bevragen de verhouding tussen het feminiene en de natuur aan de hand van oefeningen in waarneming. In de ruimte tussen aanblik en verschijning ontstaan indrukken en constructies, steeds onderhevig aan kleuren, texturen en zintuigen.
Over bloei en geweld, erotiek en kwetsuur.
Over Nachtroer
* Het is zorgvuldige poëzie, welluidend en avontuurlijk, en zeer authentiek. Dat een tweede bundel zo gedurfd en onverschrokken kan zijn is bijzonder. – Juryrapport VSB Poëzieprijs
* Lucide, dromend, morfologisch geweld. – Awater
Over Kameleon
* Dit is bezielde poëzie. – De Morgen
ISBN | 9789029539722 |
---|---|
Aantal pagina's | 80 |
Datum van verschijning | 20210914 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 172 mm |
Hoogte | 206 mm |
Dikte | 8 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres