De eenzaamheid van moed
Hoe je iemand kapot maakt die niet van opgeven weet. Het komt als vanzelf, deze gedachte aan een onderschrift bij leven en dood van onderzoeksrechter Giovanni Falcone (1939-1992). De man is een held, een martelaar. Gedreven, onvoorstelbaar moedig, een intelligente puzzelaar die allerlei stukjes maffia aan elkaar wist te leggen totdat je met een zucht van opluchting het gevoel kreeg dat je er wél iets tegen kunt doen. Dat je niet, zoals zovelen, een manier moet vinden om te leven mét de maffia.
Ruim 31 jaar na die verschrikkelijke zaterdagavond in mei, waarop bijna heel Italië met verbijstering keek naar de beelden uit Palermo, de bomkrater in de snelweg, de verwrongen witte Fiat Croma waarin Falcone had gereden, is hij nog steeds een symbool. Het is in Italië een ritueel geworden, een bezweringsformule, om met Falcone te schermen om te laten zien dat je bij ‘de goeien’ zit. Hij had na zijn dood meer vrienden dan ervoor.
Ook al heeft de FBI in zijn hoofdkwartier in Quantico een borstbeeld van Falcone staan, hij is in essentie een Italiaanse held gebleven. Er is veel over hem geschreven, maar weinig vertaald. Met de faam van schrijver/journalist Roberto Saviano verandert dat. Saviano is wereldberoemd geworden met zijn boek over de camorra, de Napolitaanse maffia. Nu is ook zijn hommage aan Falcone, hét symbool van de strijd tegen de georganiseerde misdaad, vertaald. De titel De eenzaamheid van moed is niet toevallig. Saviano leeft onder bescherming omdat hij door de camorra is bedreigd. En hij blijft lastig: een serie van vier al opgenomen tv-programma’s is geschrapt door de staatsomroep Rai omdat hij minister Salvini (Lega) in verband had gebracht met de georganiseerde misdaad. Saviano weet hoe eenzaam het leven wordt als je je niet meer normaal onder de mensen kunt begeven.
Saviano noemt zijn boek ‘een roman over een waargebeurde geschiedenis’. Hij waagt zich met de verbeeldingskracht van een schrijver aan gesprekken van Falcone, aan diens gedachten over de dood. Tegelijkertijd: ‘Elk feit is echt gebeurd.’ Bij ieder hoofdstuk noemt hij de boeken en documenten waaruit hij heeft geput. Soms koos hij daarbij ‘voor wat het waarschijnlijkst en meest overtuigend leek’. Zo krijg je een huiveringwekkende inkijk in het bloed, zweet en tranen van de strijd tegen de maffia. In een land, schrijft Saviano, ‘waarin de waarheid zo ingewikkeld ligt dat het de stoutmoedigste fantasieën te boven gaat’.
De ‘boeren’ uit Corleone
Falcone begint als maffia-onderzoeker in 1978. Hij neemt een uitnodiging aan van collega-rechter Rocco Chinnici, die in Palermo een nieuwe manier van maffia-onderzoek aan het opzetten is en daarvoor de beste mensen naar de Siciliaanse hoofdstad haalt. Leidende gedachte van Chinnici: samenwerken. De onderzoeksrechters moeten informatie delen die voor collega’s relevant kan zijn – en, op een lugubere manier praktisch, ze moeten ook gemakkelijk elkaars onderzoeken overnemen als er iemand wegvalt.
Ook binnen de maffia is er in die tijd veel aan het veranderen. De ‘boeren’ uit Corleone – zo worden ze door de peetvaders uit Palermo genoemd – schieten zich naar de macht. Het gaat niet alleen meer tussen maffiabendes onderling. Iedereen die als een bedreiging wordt gezien, wordt omgelegd. Rechter Terranova en politie-commandant Giuliano, 1979. Christen-democraat Piersanti Mattarella, januari 1980. Politicus Pio La Torre, die de maffiawetgeving wilde aanscherpen, april 1982. Prefect Carlo Alberto Dalla Chiesa, die zijn ervaringen in terreurbestrijding wilde toepassen op de maffia, september 1982. Het waren jaren dat ‘de rechtvaardigen rondliepen met een zwart kruis op hun rug getekend’, schrijft Saviano.
Ook Rocco Chinnici wordt vermoord, een autobom in juli 1983. Bij al dat bloedvergieten staan er niet direct opvolgers te trappelen. Bij een nieuwe functie, schrijft Saviano, ‘rekent de een de kilometers uit van huis naar kantoor, de ander het aantal doden dat hem is voorgegaan.’
Uit Florence komt iemand die het werk van Chinnici wil voortzetten: Antonino Caponnetto. Het is onder zijn leiding dat de pool van vier onderzoeksrechters (onder wie ook Paolo Borsellino, vermoord twee maanden na Falcone) spectaculaire successen boekt. Samen de puzzel leggen blijkt zeer effectief. Bovendien werpt Falcones strategie van follow the money vruchten af. Bovendien weet Falcone het vertrouwen te winnen van de in Brazilië gearresteerde peetvader Tommaso Buscetta. Die gaat praten. Namen, plaatsen, bedragen.
Alles bij elkaar is het genoeg om in februari 1986 het grootste proces ooit tegen de georganiseerde misdaad te laten beginnen: 475 verdachten, 349 zittingen. Falcone was de belangrijkste onderzoeksrechter, en de veroordelingen in dit megaproces worden gezien als zíjn succes.
Maar hierna begint de ellende. Niet alleen de maffia heeft het nu op Falcone gemunt, maar ook collega’s. Uit jaloezie, behoudendheid, verkeerde vrienden. Als Caponnetto teruggaat naar Florence lijkt Falcone een logische opvolger. Maar de CSM, de hoogste rechterlijke raad die hierover gaat, beslist anders. Falcone krijgt een nieuwe baas, die vindt dat iedereen alleen zijn eigen stukjes van de puzzel moet bekijken en Falcone opzadelt met onderzoek naar overvallen en illegale stroomaftap.
Machteloos ziet Falcone hoe de opgebouwde kennis versplinterd raakt.
Verbitterd en gemotiveerd
Hij probeert zelf lid te worden van de CSM. Afgewezen. Half verbitterd, half gemotiveerd om de strijd tegen de maffia op een hoger plan te tillen, neemt hij een uitnodiging aan om in Rome te komen werken op het ministerie van Justitie. Er wordt een nationaal antimaffiadirectoraat opgetuigd. Falcone is de aangewezen man om dat te gaan leiden, maar weer wordt hij het slachtoffer van intriges. Falcone voelt dat hij alleen komt te staan. En dat, weet de maffia, is het moment om toe te slaan.
Saviano beschrijft deze ontwikkelingen in Falcones professionele leven met veel onthutsende details, al vraagt hij daarbij af en toe veel van de lezers. Het beeld van Falcone als mens blijft beperkt: zijn gereserveerdheid, de enorme werklust, de aanvallen van somberheid, de scheiding van zijn eerste vrouw, het kalmerende effect van nog een glas whisky, van de zoveelste sigaret. Zijn groeiende verzameling eendjes, ook. Saviano noteert het fatalisme waarmee Falcone zijn werk deed. Hij wil geen kinderen, ‘want je zet geen wezen op de wereld’. Hij aarzelt heel lang voordat hij hertrouwt, ‘want je trouwt niet met een weduwe’. Maar een echte biografie is dit boek niet. Jammer. Een poging tot inkijk in de drijfveren van deze onderzoeksrechter, die een keerpunt in de strijd tegen de maffia belichaamt, zou het boek helemaal af hebben gemaakt.
In 1989 mislukt een aanslag op Falcone als er bommen worden ontdekt bij zijn vakantiehuis. Nadat de christen-democraat Giulio Andreotti, dan premier ondanks suggesties dat hij banden heeft met de maffia, hem heeft gebeld om zijn steun te betuigen, zegt Falcone: als je wilt weten wie er achter een maffiamoord zit, moet je uitzoeken waar de eerste bloemenkrans vandaan komt.
Drie jaar later is het wel raak. De maffia is een openlijke oorlog begonnen tegen de staat: tegen degenen achter het maxiproces én tegen degenen die niet konden waarmaken dat de vonnissen in cassatie zouden worden bijgesteld. Eerst wordt Salvo Lima vermoord, rechterhand van Andreotti op Sicilië. Twee maanden later Falcone. Weer twee maanden later Borsellino.
De woede over de aanslagen op Falcone en Borsellino heeft een enorme impuls gegeven aan het verzet tegen de maffia, ook in de samenleving. De Siciliaanse maffia heeft aan macht ingeboet, maar de ’ndrangheta uit Calabrië is nu veel sterker. Op het graf van Falcone in het ‘pantheon’ van illustere Sicilianen in Palermo liggen bijna altijd bloemen. Overal wordt met het icoon Falcone gezwaaid. Al zou hij, gezien zijn ervaringen in de Siciliaanse en Romeinse slangenkuil, zich ongetwijfeld afvragen of iedereen daarbij wel zuivere motieven heeft.
Roberto Saviano vertelt het waanzinnige verhaal van de moord op Giovanni Falcone
Palermo, 1982. Heel Sicilië is in de ban van een plaag die stilletjes ‘de maffia’ genoemd wordt. Onder leiding van Salvatore ‘Totò’ Riina is de onderwereld in de jaren tachtig volledig doorgedrongen tot het openbare leven en er heerst een angstcultuur door heel Italië. Maar terwijl de ongebreidelde macht van de Italiaanse maffia onontkoombaar lijkt te worden, zet één man achter de schermen alles op het spel om de Cosa nostra ten val te brengen. Zijn naam: Giovanni Falcone.
In dit meeslepende boek reconstrueert Roberto Saviano het ijzingwekkende verhaal van onderzoeksrechter Falcone en zijn jarenlange strijd tegen Totò Riina en de Italiaanse onderwereld, een strijd die hij uiteindelijk met zijn leven moest bekopen. Het is het verhaal van een doodgewone man die met zijn team de machtigste criminele organisatie van zijn tijd in kaart wist te brengen, haar ideologie wist te doorgronden en haar code van zwijgen wist te doorbreken. Op basis van een enorm aantal bronnen, procesverslagen en gesprekken met betrokkenen neemt Saviano ons mee naar het historische proces tegen de maffia en de man die het symbool werd voor de eenzaamheid van moed.
Roberto Saviano is schrijver en onderzoeksjournalist. Hij brak in 2006 internationaal door met de bestseller Gomorra, waarin hij verslag deed van de Napolitaanse onderwereld. Daarnaast schreef hij verschillende andere boeken over criminaliteit, waaronder Zero zero zero en De kinderen in de sleepnetten. Van Gomorra en Zero zero zero zijn tevens populaire televisieseries gemaakt. In 2022 verscheen Ik leef nog, een autobiografische graphic novel over zijn bewogen leven sinds het schrijven van Gomorra.
‘Na het lezen van Saviano kijk je nooit meer hetzelfde naar Italië en de wereldmarkt.’ The New York Times
ISBN | 9789000385980 |
---|---|
Aantal pagina's | 600 |
Datum van verschijning | 20230703 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 150 mm |
Hoogte | 231 mm |
Dikte | 49 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres