‘Onbewust van anderen opnieuw beginnen’, zo nam de twintigjarige
Gerrit Komrij zich voor. Hij had zich als gymnasiast in
Winterswijk heel wat voorgesteld van het nieuwe leven in Amsterdam.
In de grote stad zocht hij naar de geheime homosubcultuur,
maar steeds kwam hij uiteindelijk alleen zichzelf tegen.
Tien jaar na Komrij’s dood wordt voor het eerst de geschiedenis
verteld van zijn start in de literatuur, die begon met een turbulent
crisisjaar op Kreta. Kort tevoren had hij Charles Hofman
– de liefde van zijn leven – ontmoet, maar daar was hij zo van
geschrokken dat hij in juni 1965 met een vriendin ‘voorgoed’
naar Kreta vertrok. Na een jaar keerde hij berooid én gelouterd
toch terug naar Amsterdam, en een halfjaar later durfde hij
Charles weer onder ogen te komen. Dan begint het avontuur
waarin Komrij zich als dichter, vertaler en criticus ontwikkelt,
om de columnist en polemist te worden die vanaf de jaren zeventig
de Nederlandse samenleving op een ongenadige manier
door elkaar weet te schudden.