Geluksvogels
Deze briljante verhalen over niets laten je met een bittere glimlach achter
Luigi Pirandello Een nieuwe vertaling van zijn verhalen confronteert je met het naakte leven. Na een eeuw hebben ze nog niets aan kracht verloren.
Zijn verhalen gaan over niets. En misschien is juist dat wat er zo bijzonder aan is. Want Luigi Pirandello schrijft over het leven dat weinig voorstelt. Je wordt geboren, rommelt wat aan en gaat dood. Heb je geluk, dan kun je een enigszins comfortabel bestaan leiden met een beetje liefde, al ben je nergens zeker van en kan het noodlot op ieder moment toeslaan. Heb je pech, dan moet je het met veel minder zien te rooien. Je enige troost is dat het leven je ook dan op onverwachte momenten voor verrassingen kan stellen, die het even de moeite waard maken.
Om zulke verrassingen lijkt het Pirandello te doen, omdat ze de boel op zijn kop zetten. Hij beschrijft die ontwrichting bijna altijd met humor en mededogen, zelfs onder de meest dramatische omstandigheden. Daarmee maakt hij zelfs het grootste leed, de dood in de eerste plaats, licht en draaglijk.
En dan zijn er ook nog die vele andere belevenissen die een mensenleven bepalen, zoals de liefde, die bij Pirandello’s personages meestal van korte duur is. Want na de wellust van de eerste maanden komt de verveling die vaak de rest van een huwelijk duurt. De dood is dan een uitkomst.
Ook stort hij zich op de verleidingen van het overspel of staat ineens het noodlot op de stoep om een einde te maken aan een liefde die aanvankelijk het eeuwige leven leek te hebben. En wat te denken van hebzucht en ijdelheid, die je tot de smerigste streken kunnen aanmoedigen? En wat doe je als de waanzin toeslaat? Waarom zou je dan in hemelsnaam nog willen leven?
Zulke vragen lijkt Luigi Pirandello (1867-1936) zich in zijn verhalen voortdurend te stellen. Meligheid en neiging tot het belachelijk maken van serieuze zaken liggen daarbij altijd op de loer. Maar bij het lezen van Gelukvogels, de tachtig door Yond Boeke en Patty Crone uitgekozen en meesterlijk vertaalde verhalen, besef je met name hoe knap hij het leven van mensen uit alle lagen van de bevolking op de hak neemt, zonder de dramatische aard ervan uit het oog te verliezen. Alsof hij steeds in het achterhoofd houdt dat elk van zijn personages het uiteindelijk aflegt tegen de dood en uiteindelijk niets ertoe doet.
Pirandello begon met het schrijven van zijn verhalen, die hij novellen noemde, uit financiële noodzaak. Aanvankelijk was hij van plan om 365 van zulke novellen te schrijven, een voor elke dag van het jaar. Maar hij hield het niet vol. En behalve dat die verhalen zich uiteindelijk niet verhielden tot een specifieke dag in het jaar, schreef hij er uiteindelijk niet meer dan 211.
Krankzinnigheid
Pirandello’s leven is een verhaal op zich. Hoewel afkomstig uit een Siciliaans koopmansgeslacht, koos hij niet voor de handel, maar ging hij studeren, in Palermo, Rome en Bonn. Na zijn huwelijk in 1894 woonde hij in Rome, waar hij met schrijven begon. Financiële tegenslagen dwongen hem echter om les te gaan geven. In die tijd begon hij korte verhalen te schrijven, werk waarmee hij zijn hele familie moest onderhouden. Een extra tegenslag was de krankzinnigheid van zijn vrouw, die uiteindelijk in een inrichting zou worden opgenomen.
In 1922 richtte Pirandello zijn eigen toneelgezelschap op, waaraan beroemde acteurs waren verbonden. Als vernieuwend toneelschrijver bereikte hij wereldwijde faam, wat hem in 1934 de Nobelprijs voor Literatuur opleverde. Zijn toneelstukken zijn eindeloze variaties op het thema dat de mens niet is wat hij schijnt of meent voor te stellen.
Ook in zijn romans en verhalen is de werkelijkheid vaak schijn, wat hij uitvergroot aan de hand van veelzijdige, abnormale situaties, waarin behalve het groteske en het humoristische ook hartstocht en een zoektocht naar identiteit overheersen. Zijn grote kracht ligt in dat met een knipoog benadrukken van het absurde.
De heldere en vaak ingenieuze vertaling van Boeke en Krone draagt ertoe bij dat zijn verhalen de tand des tijds in alle opzichten hebben doorstaan, ook al spelen ze zich deels af in de 19de eeuw, waarin de wereld van het archaïsche Siciliaanse platteland geleidelijk aan werd verdrongen door de industrialisatie in de grote steden. Dat Pirandello als autoritaire antiklerikaal en cultuurpessimist een bewonderaar van Mussolini was, moet je hem maar vergeven.
Weemoed
De chronologische selectie in Geluksvogels geeft een fraai en vooral divers beeld van Pirandello’s literaire vermogen, dat bovenal speels, humoristisch en weemoedig is. Je merkt het meteen in het eerste verhaal, ‘De tragedie van een personage’. Hierin houdt de verteller elke zondagochtend vijf uur lang audiëntie voor de personages die zijn toekomstige verhalen bevolken. Meestal zijn het ontevreden mensen, ‘die bezocht worden door vreemde kwalen of verwikkeld zijn in de meest bizarre zaken’. Een van hen is doctor Fileno, die een remedie heeft gevonden om de mens verlichting te schenken bij rampspoed. Zijn recept is het lezen van geschiedenisboeken, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, zodat je ‘ook het héden in de geschiedenis plaatste’ en dus ver terug in de tijd. Het klinkt vrij ongeloofwaardig, maar dan voegt Pirandello een nieuw element toe door een vriend van doctor Fileno te laten vertellen dat deze een paar dagen eerder zijn dochtertje heeft verloren en hij dat verdriet alleen maar te boven kan komen door te doen alsof het kind al meer dan honderd jaar dood is: ‘hij had zijn rauwe verdriet gewoon terug in de tijd geplaatst, weggeduwd en bijgezet in het verleden.’
En alsof hij dat verdriet nog draaglijker wil maken, hervat Pirandello zijn spel met het absurde door doctor Fileno te laten klagen over zijn lot als personage dat ‘onterecht ten onder’ moet gaan als het aan de schrijver ligt. Terwijl hij het juist als een voorrecht beschouwt om als personage geboren te zijn, ‘in een tijd dat je in het echte leven struikelt over de banale problemen die elk bestaan bemoeilijken, aantasten, verschralen’. Bovendien is hij als personage onsterfelijk, omdat hij op papier altijd zal blijven bestaan. Juist daarom kan hij het niet hebben dat hem geen glansrol is toebedeeld. En waarom heet hij eigenlijk Fileno, zo’n stomme naam? En waarom moet hij dood, terwijl de schrijver zijn briljante boek De filosofie van de verte nog niet in druk heeft laten verschijnen? En dan heeft hij het nog niet eens over de domme gans Graziella, waarmee de schrijver hem heeft laten hertrouwen. ‘Verlost u me, snel, snel!’ smeekt doctor Fileno hem dan ook. ‘Wek me weer tot leven, u die heel goed snapt hoeveel leven er in mij zit!’ Het is een briljante scène, die laat zien hoe Pirandello als een poppenspeler met zijn personages omgaat en hun een identiteit verleent. Zoals hij dat op het toneelpodium ook met zijn acteurs doet en in het laatste verhaal in deze bundel, ‘Kijken naar een gravure’, met de daarop afgebeelde twee bedelaars, die hij wat levensgenot verschaft. Het is ontwrichtend, maf en absurdistisch tegelijk.
Het tweede verhaal straalt eveneens grote wanhoop uit. Niet voor niets heet het ‘Als…’. Het handelt over twee voormalige dienstmakkers, die elkaar na jaren in een café voor een treinstation tegenkomen. De een vertelt over zijn tegenspoed, die alles te maken heeft met het feit dat zijn superieuren hem als officier in Potenza hebben gehouden. Alleen daarom al kon zijn vrouw hem met haar ex-verloofde bedriegen en moest hij haar wel vermoorden. Als hij maar in Udine had gewoond, dan was het niet gebeurd. Als, als, als…, het is een ingrediënt van menig verhaal.
Wanhoop
Pirandello weet altijd heel mooi de wanhoop van zijn personages te beschrijven. Maar soms heeft hij er genoeg van en geeft hij ze een zetje in de goede richting. Zoals in ‘De zonsopgang’, een verhaal over een man met gokschulden, die in rokkostuum besluit een einde aan zijn leven te maken, maar niet nadat hij voor het eerst in zijn 45-jarige leven de zon heeft zien opkomen. Hij eindigt snurkend in een modderig weiland.
Nu kun je daarom lachen, maar alleen al het feit dat die man niet eerder in zijn leven de zon heeft zien opkomen, zegt genoeg over zijn ledige bestaan, dat hij na zijn ontwaken waarschijnlijk zal voortzetten.
Vooral als hij het over de hogere standen heeft, is Pirandello genadeloos. De baronnen en markiezen die zijn verhalen bevolken zijn meestal ongelukkig getrouwd en zoeken troost bij maîtresses, de moeders van hun bastaarden. Toch hebben juist deze verhalen vaak een positief einde en laten ze je met een bittere glimlach achter. Dat geldt ook voor de meeste overspelverhalen die zich onder het grauw afspelen. Zo redt in ‘Voor burgermoed’ een dappere zeeman bij toeval de minnaar van zijn vrouw als die op zee in nood is. En dan schrijft Pirandello: ‘Tja. Het noodlot neemt er vaak geen genoegen mee een arme man net zolang te kwellen tot het hem het leven onmogelijk heeft gemaakt; nee, het wil daar dan ook nog eens een stempel van de hoon op drukken.’
Onrechtvaardigheid
Minder goed loopt het af met hen die zich laten leiden door rechtvaardigheid. In ‘Het kapelletje’ bouwt een katholieke kleine aannemer een kapel op het land van een ongelovige notaris, een vertegenwoordiger van de nieuwe ‘partij van de goddelozen’. Als die laatste plotseling overlijdt en de aannemer, die alle bouwkosten heeft voorgeschoten, zijn geld bij diens nazaten wil halen, weigeren die hem ook maar een cent te betalen. De aannemer stapt naar de rechter, maar verliest het ook daar. Uit wanhoop verschanst hij zich nu in zijn kapel, als een lokale Jezus in pij en met een doornenkroon op het hoofd, waanzinnig geworden. Het is een verhaal over onrecht dat je een steeds onaangenamer gevoel geeft, zo goed weet Pirandello de toenemende gekte van zijn personage te beschrijven.
De wanhoop en de waanzin gluren in veel verhalen tussen de regels door. Of het nu gaat over een man die niet tegen de confrontatie met de foto’s van de overleden eerste echtgenoot van zijn vrouw kan, of over de verloofde van een jonge blinde markies, die bang is dat hij op haar zal afknappen als hij na een oogoperatie weer kan zien, overal zit de angst vervat om geheel te ontsporen.
Ook de vier verhalen die de gebroeders Paolo en Vittorio Taviani in 1984 voor hun speelfilm Kaos kozen, zijn in deze verzameling opgenomen. Vooral ‘De andere zoon’ maakt op papier nog meer indruk dan op het filmdoek. Het gaat over een moeder die het bestaan van haar – door een van de moordenaars van haar man verwekte – derde zoon ontkent. Het beeld van die moordenaars, die kegelen met de afgehakte hoofden van hun slachtoffers, wordt in het verhaal in een bijzin verteld, maar maakt des te meer indruk, omdat het gekoppeld is aan het lot van het afgewezen kind.
De dood is in veel van de in Geluksvogels opgenomen verhalen aanwezig. Het aangrijpendst misschien in ‘De reis’, waarin een man verliefd wordt op zijn verweduwde en aan longkanker lijdende schoonzuster. Op zoek naar genezing maakt hij met haar een reis van Florence naar Rome en Milaan. Algauw verdampt hun hoop en geven ze zich over aan hun verlate liefde. Het is een hartstochtelijke waanzin, waarin de kern van het leven besloten ligt. Je zou bijna vergeten dat het ook hier om personages gaat, die zich in de werkkamer van de schrijver hebben aangediend om hem te smeken hun lot een wending te geven.
06-05-2022 Michel Krielaars
ISBN | 9789028213142 |
---|---|
Aantal pagina's | 832 |
Datum van verschijning | 20220218 |
NRC Recensie | 5 |
Breedte | 145 mm |
Hoogte | 218 mm |
Dikte | 51 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres