In 'Pier en oceaan' beschrijft Oek de Jong de geschiedenis van Abel Roorda, zijn ouders en grootouders én de grote verandering die Nederland onderging in de periode tussen de Hongerwinter van 1944 en de komst van de grote welvaart in de jaren zestig. De roman speelt zich af in Amsterdam en op het Friese en Zeeuwse platteland, destijds nog de 'diepe provincie'. De aangrijpende huwelijksscènes van Abels vader en moeder tonen de liefde in een verdwenen tijd. Pier en oceaan is de roman van het Hollandse water: van roerloze veenplassen tot de zee die door de paalhoofden op de Zeeuwse stranden stuift. Abel Roorda zoekt het water, net als zijn vader en grootvader. Pier en oceaan is de roman van het grote verlangen.