Vreemdeling in eigen land
Elke avond, als Anna Haag in haar dagboek had geschreven, verstopte ze het in het kolenhok. Ze was bang dat ze in een concentratiekamp terecht zou komen als de Gestapo het zou ontdekken. Dan zou die bijvoorbeeld kunnen lezen wat ze schreef op 26 februari 1941: ‘Weet u wat ik en de mijnen zouden willen? Onze „Duitse nationaliteit” uitdoen als vuile kleren, in bad stappen en grondig gereinigde frisse kleren, dat wil zeggen een andere nationaliteit aantrekken.’
Na de Tweede Wereldoorlog probeerde de Stuttgartse Anna Haag (1888-1982) vergeefs een uitgever te vinden voor haar oorlogsdagboek, maar niemand was geïnteresseerd. Pas in 2021 werd het in het Duits uitgegeven, en nu in het Nederlands, onder de titel Vreemdeling in eigen land.
De nog jonge uitgeverij Alfabet (begonnen in 2020) bouwt gestaag aan een reputatie als uitgever van bijzondere boeken over de Tweede Wereldoorlog. Vorig jaar gaf het bijvoorbeeld Het gebroken huis uit, het herontdekte boek van Horst Krüger over zijn jeugd onder Hitler in de jaren dertig. Behalve aan dat boek moest ik bij het lezen van Vreemdeling in eigen land denken aan Das Echolot, het collectieve oorlogsdagboek dat schrijver Walter Kempowski samenstelde. Maar niet eerder las ik een dagboek dat zo indringend laat zien hoe het was om als ‘gewone’ vrouw te leven tijdens de nazi-dictatuur.
Iedereen zou winnen
Gewoon tussen aanhalingstekens. Anna Haag pleegde geen openlijk verzet, ze kwam niet in het kamp waarvoor ze vreesde. Ze maakte zich ‘gewoon’ zorgen over haar kinderen en probeerde te overleven. Maar haar dagboek is niet gewoon. Anna Haag is een goede schrijfster – voor de oorlog verwierf ze enige faam als auteur van romans en korte verhalen – en een scherp observator. Ze vertelt over gesprekken die ze opvangt in de tram, over wat ze hoort van vrienden en kennissen met familieleden aan het front, over wat ze leest in de krant. En voortdurend probeert ze te begrijpen wat er in haar land gebeurt.
Anders dan veel van haar landgenoten loopt ze niet achter Hitler (‘een krankzinnige’) aan. Wanhopig zoekt ze naar verklaringen waarom anderen dat wel doen.
‘Waarom zouden een Mozart, een Beethoven, een Goethe hebben geleefd en hun werk hebben geschapen, als wij mensen van nu niets anders weten te doen dan doden en verwoesten?’ vraagt ze zich aan het begin van de oorlog al af. Elke avond als ze van de tram naar huis loopt, hoort ze een buurvrouw voor haar kind zingen: ‘denn wir fahren, denn wir fahren gegen England – England!’ Het Duitse volk is gek geworden, concludeert Haag. Al probeert ze op andere momenten ook tot een diepgaandere analyse te komen: het leger, de industrie, boeren, arbeiders – iedereen dacht iets te winnen te hebben bij de machtsovername van de nazi’s.
Als blijkt dat de nazi’s hun beloften niet kunnen waarmaken, is het voor mensen gemakkelijker te blijven geloven dan te erkennen dat ze het mis hadden, ziet Haag. Dat geldt bijvoorbeeld voor haar buurman, een fervente nazi, die tot het einde toe aan alles een positieve draai weet te geven. Als het slagschip de Scharnhorst eind 1943 door de Britten tot zinken wordt gebracht, een zware slag voor de Kriegsmarine, zegt hij: ‘Ach, zulke grote schepen zijn hoogstens hinderlijk! We doen bewust alles met de onderzeeërs!’
Als je het dagboek van Anna Haag tachtig jaar later leest dan kan het bijna niet anders of je stelt jezelf de vraag: wat wist een ‘gewone’ Duitse? Het antwoord is: best veel. Haag schrijft over buitenlandse ‘arbeidsslaven’ die nauwelijks genoeg te eten krijgen om in leven te blijven. Over een SS-officier die het IJzeren Kruis heeft gekregen omdat hij 7.632 Joden en bolsjewieken heeft ‘gekild’. En over de geesteszieken, de invaliden en ouderen die ‘uit de weg geruimd’ worden, ‘met het volgende argument: Duitsland kan zich naast de gigantische opgave om Engeland te verslaan geen extra last permitteren, dat betekent: het moet zich van alles ontdoen wat slechts eet en niets oplevert, of niet meer oplevert dan hoeveel het eet en aan ruimte in beslag neemt.’ Eénmaal, in maart 1944, gebruikt ze ook het woord ‘vergassen’ in verband met Joden. Daarbij moet wel worden aangetekend dat Anna Haag erg haar best doet om niet geïndoctrineerd te worden. Ze luistert voortdurend naar de BBC, ook al is dat gevaarlijk.
Voortdurende angst
Wat vooral beklijft aan dit boek is de voortdurende angst. Niet zozeer de angst om te worden getroffen door een geallieerde bom, al is die ook zeer reëel, maar de angst dat iemand haar hoort wanneer ze per ongeluk iets zegt wat haar politieke opvattingen verraadt. Een enkel woord of een blik kan al te veel zijn. Haar broer zou haar kunnen aangeven, want die is een overtuigde nazi, net als haar schoonzoon.
Als het gaat over Duitsers die achter Hitler aanliepen (of Russen achter Poetin) dan wordt wel eens vergeten hoe gevaarlijk het was (of is) om dat niet te doen. Anna Haag ziet dagelijks wat er gebeurt met mensen zoals zij. In de krant leest ze dat twee ‘radiomisdadigers’ – Duitsers die net als zij naar buitenlandse zenders luisterden – de doodstraf krijgen. En ze hoort van een vrouw die in problemen kwam alleen omdat ze zei: ‘Die arme soldaten’. Ze zei dat tegen een andere vrouw die jammerde omdat haar zoon in Rusland was. ‘En die jammerende moeder ging weg en gaf de andere aan. De Gestapo haalde haar op, haar familie weet tot op heden – na twee maanden – niet waar ze naartoe werd gebracht.’
Om geestelijk gezond te blijven heeft Anna Haag, die na de oorlog politiek actief zou worden voor de SPD, een uitlaatklep nodig. Met haar dagboek heeft ze voor zichzelf een ruimte gecreëerd waar ze kan zeggen wat ze wil. Maar ze koestert duidelijk ook de hoop dat het later door anderen zal worden gelezen. Af en toe richt ze zich rechtstreeks tot haar kinderen (van wie er twee in het buitenland zijn als de oorlog uitbreekt). Bijvoorbeeld als ze hen vraagt of ze willen nadenken over de vraag of ze misschien beter een leven kunnen opbouwen in een ander land dan Duitsland: ‘Ik leg je hier, op deze blaadjes, daarom het vraagstuk van de „emigratie” voor, omdat ik niet weet of ik nog zal leven als jij terugkeert, of ik nog spreken kan.’ Het is een vraag die een Russische moeder met een zoon in het buitenland vandaag ook zou kunnen stellen.
Doordat Anna Haag met verbazing en afschuw naar haar landgenoten kijkt, heeft ze gedeeltelijk hetzelfde perspectief als de lezer die tachtig jaar later terugkijkt op de geschiedenis. Wat bezielde de massa? Hoe kan een wrede leider zo veel macht krijgen? Hoe blijf je als individu overeind in een dictatuur? De vragen die ze stelt zijn daardoor onverminderd actueel.
ISBN | 9789021341781 |
---|---|
Aantal pagina's | 512 |
Datum van verschijning | 20230112 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 151 mm |
Hoogte | 228 mm |
Dikte | 37 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres