Wij zijn van diamant
Titels als aambeelden hebben ze vaak, de boeken van Alex Boogers. Alle dingen zijn schitterend. Het sterkste meisje van de wereld. Of: Alleen met de goden. Wodan had hem kunnen verzinnen. En zelfs als Boogers het in een pamflet opneemt voor een bedremmelde, bedreigde diersoort (de lezer), dan voel je de behoefte om de autogordel erbij dicht te klikken: De lezer is niet dood. Of u het even in uw oren wilt knopen.
Het nieuwe Wij zijn van diamant hoort dus helemaal thuis in dat rijtje. Opnieuw zo’n streep in het zand, opnieuw zo’n titel die je niet gauw met een andere schrijver in verband brengt. En ook achter die titel is het helemaal des Boogers, bevolkt met mensen bij wie het glas standaard halfleeg is in plaats van halfvol. En als er dan iets is wat een roman van Boogers vervolgens kenmerkt, dan is het dat dit pessimisme, dus dat wantrouwen dat het leven uit te bouwen is tot iets meer dan het nu is, hand-in-hand gaat met een enorme strijdvaardigheid. Anders geformuleerd: de voornaamste personages van Boogers zijn knokkers, maar het zijn knokkers die tegelijkertijd maar weinig fiducie hebben dat al dat bloed, zweet en tranen ze ook echt op een nieuwe, betere plek zal brengen. Het is als de Amerikaanse droom maar dan min de beloning. Bij Boogers blijven krantenjongens krantenjongens. Harde krantenjongens, gehard als diamant.
Er zit dus iets in de maatschappij, er is in met name de sociale geledingen daarvan iets te vinden dat het voor sommige mensen zo goed als onmogelijk maakt om op te klimmen. Ook in Wij zijn van diamant is die overtuiging prominent aanwezig, met om de zoveel pagina’s een opmerking over de onontkoombaarheid van je sociale klasse en zelfs, bij wijze van peperkorrel, een mespuntje samenzweerderigheid. Als ene Lilly voor school de dystopische roman 1984 van George Orwell moet lezen en daarbij de Denkpolitie aan bod komt, dan denkt de filosofiestudent William: ‘In werkelijkheid worden we wel gestuurd, (…) maar veel subtieler dan hoe Orwell het beschreef. Dat ga je allemaal nog ontdekken, Lilly. Misschien is hier ook een Denkpolitie aan het werk, die niet nadrukkelijk zegt wat je moet denken en wat je moet vinden, maar die je kleine duwtjes geeft, prikjes die je misschien niet eens voelt, en toch wordt je ongemerkt een bepaalde richting op geduwd.’ Ik had het net over samenzweerderig, maar misschien is dat te zwaar. Of je moet Pierre Bourdieu als een complotdenker beschouwen.
Misdaad
Dit is dus allemaal geen nieuwe koek voor Boogers, want die obsessie met de glibberigheid van of zelfs het volledige ontbreken van sporten op de sociale ladder zat er altijd al in. En ook zijn keuze om het drama rond een familie te situeren kwamen we al in eerdere romans tegen. Wat nieuw is, en wat eens te meer een gouden greep voor een schrijver blijkt te zijn, dat is de toevoeging van misdaad aan het verhaal. Michel Houellebecq (De kaart en het gebied), Robbert Welagen (Raam, sleutel), Walter van den Berg (Schuld): Boogers is niet de eerste die gebruik maakt van een thriller-achtig element om de totale vertelling wat enerverender te maken. En met succes, want de roman is er al vanaf de eerste zin wat minder looiig door dan je van hem gewend bent. Eerdergenoemde William loopt rond in een natuurgebied in de buurt van Seattle omdat de politie zijn dode broer Markus heeft gevonden. Heeft William er iets mee te maken? De politie vermoedt nog van niet, de lezer al wel. Want het waren niet bepaald vrienden. Nog maar even en er zal een vliegtuig van Seattle naar Nederland vertrekken, met daarin twee broers. Een zit in de cabine, de ander ligt in een kist in het ruim.
Verzetsverhaal
En dan, na ongeveer 130 bladzijden, gaat Boogers opeens een heel ander verhaal vertellen. Een verhaal dat – je ziet hem totaal niet aankomen – voornamelijk over de Tweede Wereldoorlog handelt en waarin je leest over de voorzaten van William en Markus. Enigszins dan, want eigenlijk is het meer het verhaal van een groep Vlaardingers, van bijvoorbeeld het Geuzenverzet, de verzetsgroep die door de Duitsers gefusilleerd werd en waarover Jan Campert zijn beroemde ‘Het lied der achttien dooden’ schreef. Dit verhaal, in omvang een complete roman, is een knap staaltje oorlogsrealisme, met bijvoorbeeld een knap portret van de vader van de verteller, een man die liever wat anoniemer de oorlog had doorstaan, maar die door een fanatiek familielid meegesleept wordt in het verzet. Het komt hem duur te staan en Boogers roept met deze casus – en met andere in de roman – de vraag op wat verstandiger is: wegkijken zodat de kinderen na de oorlog nog een vader hebben, of tegenstribbelen en de kogel krijgen. Zo’n dilemma is natuurlijk niet nieuw in de literatuur, maar Boogers betoont zich in de behandeling ervan een voorbeeldig ambachtsman. Jongere schrijvers kunnen sowieso veel van hem leren. Op de karakterisering en de dialogen bijvoorbeeld, die over het algemeen zeer naturel vloeien, is weinig af te dingen.
Boogers mikt hoog en wil veel. Het zal verdomme – iets wat je ook al aan die titels kunt zien – indruk maken, als een vuistslag op een eikenhouten tafelblad. En dus is Wij zijn van diamant behoorlijk dik, is er een fikse lap oorlogsgeschiedenis in uitgewerkt, wordt er met een flinke cast gewerkt en probeert Boogers er een behoorlijk ambitieuze theorie (kwartjes blokkeren dubbeltjes de weg) in hard te maken. Maar met al die ambitie verdampt ook een deel van de intimiteit van het begin. Twee broers, haat en nijd en subtiele zinnen waarin mijns inziens veel treffender het tragische lot van de lagere klasse getoond wordt, was dat niet genoeg geweest? ‘Op de basisschool had zijn docent gezegd dat Markus tot veel meer in staat was, maar zijn resultaten toonden helaas iets anders aan. “Wat denkt u dat we er aan kunnen doen?” vroeg hij. “Waarom vraagt u dat aan mij, zie ik eruit als een onderwijzeres?” had zijn moeder geantwoord. “Bespreek het maar met hem.”’ Minder bombast, groter effect.
Wanneer de 21-jarige William onverwacht naar Seattle vertrekt, reist zijn broer Markus hem achterna. Een paar dagen later wordt het levenloze lichaam van Markus gevonden aan de voet van de Snoqualmie Falls. Voordat William met het lichaam van Markus terugreist naar Vlaardingen krijgt hij bij de receptie van zijn hotel een laatste gift van zijn broer. Het blijkt een notitieboek van opa Lovitz, een Joodse familievriend. Op weg naar het vliegveld begint William te lezen en zo ontdekt hij dat het tragische lot van zijn broer onontkoombaar was.
Wij zijn van diamant is een groots opgezette familiekroniek die laat zien hoe littekens uit het verleden generaties lang kunnen doorwerken: tussen vaders en zonen, tussen moeders en dochters, tussen vrienden en broers.
ISBN | 9789048855179 |
---|---|
Aantal pagina's | 416 |
Datum van verschijning | 20230209 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 149 mm |
Hoogte | 218 mm |
Dikte | 35 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres