Een man die iedereen lijkt te kennen, hij ziet er aan de buitenkant althans altijd hetzelfde uit, redt het niet meer. Hij ziet een wereld die zijn ding doet binnen een mentale vissenkom, waar hij van buiten af naar kijkt, maar niet naar binnen kan. Hij begrijpt de bewegingen van de mensen en alles wat daarachter ligt niet goed, wat soms een intense woede bij hem teweegbrengt. Hij krijgt het dan zo benauwd dat hij rood aanloopt en denkt te stikken. Op die momenten laat ook de taal hem in de steek en brengt hij nog slechts klanken uit. Er is een reden voor dit alles: autisme. Sinds de man weet dat dat label op hem is geplakt, probeert hij een nieuwe wereld te maken, een waarin hij past. Daarover gaan deze intense, kraakheldere gedichten.