Psychiater Germán Velázquez Martín keert na vijftien jaar ballingschap in Zwitserland in 1954 terug naar het verscheurde Spanje om in de inrichting voor vrouwen in Ciempozuelos te werken. Daar ontmoet hij patiënte Aurora Rodríguez Carballeira, die haar eigen dochter vermoord heeft. Niemand in de instelling geeft om Aurora, behalve María Castejón, een jonge hulpverpleegkundige die haar elke dag voorleest.
De drie verhalen van de eigenzinnige Germán, de getroubleerde Aurora en de empathische María vormen samen een ijzingwekkend beeld van de jaren vijftig in Spanje. Germán en María dromen beide van een ander leven, maar worden geconfronteerd met de wrede dictatuur en het nationaal katholicisme van hun land, dat elke zonde als een misdaad beschouwt.