In “De mystieke weg” beschrijft Friedrich Weinreb het innerlijke leven van de mens: wie zijn wij ten diepste? In hoeverre kennen wij onszelf? De mens heeft een uiterlijke kant, een fysiek lichaam en een vorm, maar daarnaast ook een innerlijke kern, onze ziel. Juist door die goddelijke adem, die hem door God bij de schepping is ingeblazen, is de mens naar het beeld en de gelijkenis van God geschapen.
De joodse mystiek kent oeroude literatuur over de innerlijke reis die joodse mystici maakten door zeven hemelse hallen, waarna zij God op Zijn troonwagen aanschouwden. Zo kwamen zij tot een begrip van zichzelf en van de wereld om hen heen.
Weinreb laat op indringende wijze zien dat die innerlijke reis nog steeds actueel is: ieder mens maakt deze reis door de hemelen. Zo blijkt hoeveel de joodse overlevering de moderne mens nog te zeggen heeft.
Friedrich Weinreb (1910–1988) heeft in een omvangrijk œuvre de wereld van de joodse mystiek uitgelegd aan de
mens van deze tijd. Uitgaande van de overtuiging dat er in de Bijbel en in de joodse overlevering een oud weten is bewaard, zoekt hij naar een vaste leidraad die de mens op zijn weg door deze wereld houvast kan bieden.