Een week of vier
Weet u nog, dat we allemaal wc-papier hamsterden? En eieren, rijst en pasta? Zo lijkt het toch weer lang geleden, dat begin van de coronacrisis, half maart – en in die zin is het niet gek om daarover al in boeken te lezen. ‘Online bestellen we massaal thermometers, vrieskisten, broodbakmachines, citruspersen, chocola, handgel’, enzovoorts, noteert schrijver Daan Heerma van Voss in zijn net verschenen Coronakronieken, een literair vormgegeven verslag van de eerste zeven crisisweken. Herkenbare waarnemingen, én bevreemdend voor wie nog steeds nul vrieskisten en nul broodbakmachines in huis heeft, maar daar hebben we de literaire schrijver voor: zijn blik richten, en uitlichten wat onbelicht bleef. Die details opdiepen die voorbije dagen weer oproepen, met specifiek oog voor het levendige en menselijke. De literaire schrijver maakt er zinnen van, heeft de ambitie er iets zinnigs van te maken. ‘Wat overkomt ons?’ staat in de flaptekst van Coronakronieken, en verderop staat: ‘Wat gebeurt er met ons, als de wereld die we kennen stil komt te staan?’
Het is wel vroeg voor antwoorden. En dan is het boek van Daan Heerma van Voss niet eens het eerste voorbeeld van ‘coronaliteratuur’. Tegelijk met de coronacrisis begon die – parallel aan het opiniecircuit – al in de media en online, waar literaire schrijvers en anderen de afgelopen maanden al talloze pogingen deden om iets van de wereldwijde lockdown te maken. In dagboeken, logboeken, brieven, brieven, nog meer brieven, columns en verhalen, in gedichten, ook op amateurplatform coronagedicht.nl. Het bleek een algemeen menselijke reactie op de abnormaliteit: er maar iets van vastleggen, om er grip op te krijgen.
Soms op gedenkwaardige wijze. Zoals ‘een brief uit de eerste dagen’ van dichter Ingmar Heytze: ‘We werden weer stemmen voor elkaar. We belden op/ toen dat nog kon alleen maar om te zeggen ben je er nog, ik ook. […]’ Mooi, want ambigu, die ‘stemmen’, die tegelijk iets eenzaams, angstigs en troostrijks hebben.
Er was ook veel niet zo gedenkwaardig – in de eerste oogst coronaliteratuur tref je ook huisvlijt die misschien troostrijk was om te maken, maar niet werkt voor een ander. In het ergste geval zielloos proza van een nepschrijver, die een slaatje wil slaan uit een abominabele ‘roman over een liefde in tijden van corona’. De eerste coronaroman in de Nederlandse literatuur komt op naam van de bekende taalkundige en schrijver Wim Daniëls (1954), die in een paar weken zijn romandebuut neerpende.
Vakantiepark
Quarantaine – niet te verwarren met de gelijknamige, wél zeer aanbevelenswaardige roman van Wytske Versteeg – gaat over twee promovendi die zich beiden op een Frans vakantiepark hebben teruggetrokken om te werken, maar het is maart 2020. Dus bekent een van de twee al snel: ‘Ik ben er met mijn hoofd niet bij. Dat komt door al het nieuws over dat coronavirus.’ Ze moeten terug naar Nederland, maar dan rispen er droge kuchjes op en zijn gynaecoloog Karel en de taalkundige Julia op elkaar aangewezen – en er springt méér over dan alleen het virus.
Het klinkt als een romannetje en is dat ook: flinterdun, oppervlakkig en ontstellend stijf geschreven. Regelmatig praat Karel als een wandelend RIVM-protocol, zoals wanneer hij keuvelt over zijn promotie: ‘Hij staat gepland voor 22 mei. Maar gezien de laatste berichten zal hij zeker verplaatst worden, want tot 1 juni zijn alle groepsbijeenkomsten verboden.’ Julia: ‘In mijn geval betekent het dat ik dan voorlopig geen colleges meer geef.’
Je kunt dat soort erbarmelijkheden over Quarantaine blijven opsommen, en dan irriteert het ook nog dat Daniëls niets over de coronacrisis te zeggen heeft, terwijl de roman daar wel aanspraak op maakt. Het virus lijkt er met de haren bijgesleept: om het even welke beperkende omstandigheid, van overstroming tot platgereden telefoon, had Karel en Julia bijeen kunnen brengen.
Dan is de thrillerachtige derde roman Een week of vier van Laura van der Haar (1982) veel duidelijker geworteld in coronatijd, hoewel in het verhaal een fictief virus rondwaart. Ida is pas een paar weken moeder als het extreem besmettelijke, dodelijke virus opduikt – en de jonge vrouw is bovendien moederziel alleen: ze heeft geen familie, woont in Barcelona en werd in de steek gelaten door de vader van haar dochtertje Joanes. De enige die ze heeft is haar flodderige yogavriendin Nellie. Isolatie dus, en als Ida zelf symptomen ontwikkelt, is ze eerst nog laconiek (‘keelpijn, hoestje, prima’), maar algauw dreigt er een ziekenhuisopname, zónder dochter.
Kwetsbaar moederschap
Van der Haar gebruikt zo een coronakatalysator – de isolatie die we maar al te goed kennen – om te vertellen over wat zulke isolatie betekent, vertaald in een verhaal over kwetsbaar moederschap. Hoe kan ze als moeder haar baby thuis achterlaten (waarna Nellie haar zal ophalen), hoe kán ze haar een week of vier missen, ook al is het van levensbelang? Daar komt nog bij dat Ida een hoofd heeft als ‘een suikerspinmachine waarin alles rondtolt, iedere gedachte grijpt als een bezetene om zich heen en trekt andere gedachten naar zich toe’, verwant aan de hyperactieve toon in Van der Haars vorige roman Loslopen (2019).
Kalm en rationeel gaat het dus allemaal niet, waardoor Ida en haar keuzes ook soms moeilijk te volgen zijn. Dat ze met opgeruimd gemoed in de quarantaine-ambulance zit en bij de bochtige weg aan een spelletje Mario Kart denkt, staat dat niet haaks op haar allesoverheersende moederangst? Dat kwartje valt nog: Ida dissocieert, uit zelfbescherming.
Van der Haar is op haar best wanneer ze ons meevoert in Ida’s warrelende hoofd – maar het verhaal wil méér kanten op, waardoor je soms het gevoel krijgt dat de auteur stevig moet bijsturen, en zo wel van de natuurlijke, meest geloofwaardige loop afwijkt. De ijzingwekkende ontknoping maakt veel goed – net als Ida denkt dat ze naadloos zal passen in een ‘nieuwe wereld’, waarin alle oude zekerheden verdwenen zijn, waaronder haar eenzaamheid. Zo is Een week of vier ook echt een coronaroman: een onderzoek naar hoe de nieuwe situatie mensenlevens beïnvloedt.
Dagboeknotities
Dat is ook de hoofdvraag van Coronakronieken – al formuleert Daan Heerma van Voss (1986) pas aan het einde dat hij ‘verslag [heeft] willen doen van onze confrontatie met het abnormale’. Aan het begin schrijft hij: ‘Het is alsof we in de proloog zijn terechtgekomen van een verhaal dat we niet kennen’, met een gevoel voor drama dat past bij vrijdag 13 maart 2020. Maar het boek is meer dan alleen het verslag van Daan Heerma van Voss’ beleving; hij schakelde een groep (Facebook)vrienden in om hem hun dagboeknotities door te sturen. Veel schrijvers, maar ook veel anderen.
Dat werkt. Zo stuurt hij de blik onmiddellijk naar het kleine leven, de ervaring van de coronacrisis op individuele, menselijke schaal. Terecht: het grote verhaal van de coronacrisis is immers in eerste instantie een lappendeken van kleine abnormaliteiten. In Nederland kopen de mensen badmintonnetten (‘72 keer zo vaak als in deze tijd een jaar geleden’), en Simon (9) schrijft zijn oma een brief: ‘Wat doe je eigenlijk de hele dag? Want wij (ik denk alle kleinkinderen) zitten gewoon aan hun huiswerk.’ Famke (27) maakt een ‘coronaflirt’ mee, al draagt de flirtende man een mondkapje: ‘Ze weet zeker dat hij naar haar lacht.’ Heerma van Voss zelf krijgt zijn geliefde ineens langere tijd in huis, wat aanpassing vergt, bijvoorbeeld aan ‘tweemaal daags een klokhuis op een onverwachte plek. (De badkamer, really?)’. Allengs wordt het ook verontrustender, zoals bij Yvonne (55) in Peru, dat in strenge lockdown is: ‘De buren zijn het ergst, die staan de hele dag klaar met hun telefoon, en zodra ze iemand op straat zien beginnen ze te bellen. Men noemt ze de ‘raam-gestapo’.’ Of de Amerikaanse Lou Ann Dagen (66), die in een verpleeghuis zit, ademnood krijgt en via de virtuele Amazon-assistent hulp zoekt – terwijl dat smart device geprogrammeerd is om níét 911 te bellen.
Die ervaringen, soms rechtstreeks uit dagboeken en soms uit media opgetekend, schreef Heerma van Voss aaneen en hij vulde ze aan met nieuwssamenvattingen, losse-polsduiding en zijn eigen hot takes, over het grotere verhaal – en dat is niet zo’n gelukkige keuze. Omdat die passages vaak plichtmatig voelen, of misstaan: ‘Witte rook! Een Europees akkoord!’, juicht hij op 10 april, terwijl hij daar eerder nauwelijks interesse voor aan de dag legde. Analyses over welke mensen voorrang krijgen bij een tekort aan intensive care-plekken lezen inmiddels als de brievenrubriek van een oude krant. Maar vooral omdat een waardevolle, bestendige versie van het grotere verhaal nou echt ‘gepaste afstand’ vergt.
Braverikenbegrip
Het geeft te denken over wat coronaliteratuur zou kunnen zijn. Aan het braverikenbegrip ‘gepaste afstand’ heeft de literatuur geen boodschap. Waar de historicus afstand houdt om de juiste vragen te stellen en eerlijk antwoorden te kunnen wegen, moet de literaire schrijver zo dichtbij mogelijk komen. Onder de huid en in het hoofd kruipen, om de mens écht te leren kennen, en daarmee de toestand waarin hij verkeert. Zo springt je hart op bij de aantekening in Coronakronieken van de New Yorkse David (65), die in lockdown schrijft hoe hij stuit ‘op deze zieke passiviteit in mezelf, die onpeilbaar diepe en overweldigende impuls om niets te doen […], die mijn leven al vele malen heeft verpest’; daar zit een roman in. Met meer nadruk op die ervaringen, minder op het overkoepelende verhaal (waarnaar het nog gissen is), was het minder verslaggeving, méér iets gedenkwaardigs als Walter Kempowski’s Echolot geworden.
Coronaliteratuur behoeft een echte schrijver, die overweegt of wat hij opschrijft wel écht de moeite waard is en iets nieuws vertelt, en zich afvraagt wat het eigenlijk te betekenen heeft – je voelt in Coronakronieken af en toe, door een mooie anekdote die wat weggestopt lijkt, dat die bedachtzaamheid en vrijheid er niet waren.
‘In de wasmachine geeft een ronddraaiende ritssluiting het ritme aan waarop de bomen in de straat heen en weer wuiven’, schreef dichter Lieke Marsman in de Volkskrant – een klein zinnetje, maar dát is het lockdownleven door de ogen van de schrijver, zoekend naar bezieling, in woorden die de ervaring optillen.
Een week of vier is een actuele en hartverscheurende roman over intense moederliefde tegen de achtergrond van een verhit Europa.
ISBN | 9789463810388 |
---|---|
Aantal pagina's | 160 |
Datum van verschijning | 20200703 |
NRC Recensie | 1 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 200 mm |
Dikte | 15 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres