Etty Hillesum
Etty Hillesum (1914-1943) is misschien wel een van de meest bewonderde vrouwen in onze recente geschiedenis, bewonderd om haar geesteshouding, die er een was van levensvreugde en lotsaanvaarding in een tijd die weinig aanleiding gaf tot vreugde, die van de Duitse bezetting. Ze had als Joodse vrouw te lijden onder de vervolging die de nazi’s instelden en is daar uiteindelijk ook aan ten onder gegaan. Naïef was ze geenszins, ze begreep waar de Duitsers op uit waren: ‘Het gaat om onze ondergang en om onze vernietiging, daarover hoeft men zich geen enkele illusie meer te maken’, schreef ze op 3 juli 1942.
Desondanks weigerde ze mensen te haten. Aanvankelijk beredeneerde ze dat, in reactie op de van haat vervulde gesprekken die ze vaak aanhoorde, door te denken dat zelfs één fatsoenlijke Duitser een reden zou zijn om niet een heel volk te haten. Haat vergiftigt het eigen gemoed vond ze. Later werd dat gevoel in haar groter en religieuzer, en meende ze dat niet alleen het eigen gemoed maar de hele wereld er slechter van werd: ‘En laten we ervan doordrongen zijn dat ieder atoompje haat dat wij aan deze wereld toevoegen haar onherbergzamer maakt dan ze al is.’ Na de oorlog zou er een andere wereld moeten komen en zij wilde meehelpen om die op te bouwen, want als ze ‘deze tijd’ door zou komen en als ze dan nóg zou vinden dat het leven mooi en zinrijk was, dan zou men haar toch wel moeten geloven?
Abortus
Het is om zulke gedachten, neergeschreven in haar dagboeken die grotendeels de oorlog hebben overleefd, dat Etty Hillesum voor sommigen haast het aura van een heilige heeft gekregen.
Dankzij die dagboeken weten we veel van haar, dingen die ze zelfs aan haar beste vrienden niet vertelde, zoals haar verhouding met de veel oudere weduwnaar Han Wegerif bij wie ze in huis woonde als ‘femme d’honneur’, dat ze zwanger van hem raakte en eigenhandig een abortus uitvoerde, terwijl ze intussen ook een liefdesverhouding had met de eveneens veel oudere handlezer en psycholoog Julius Spier, de man die zo’n grote en beslissende rol in haar leven speelde. Dat ze in God geloofde en steeds vaker knielde, schreef ze wel in haar dagboek, maar ze sprak daar niet veel over omdat ze het bijna nog intiemer vond dan liefdesrelaties. Ze schreef over haar angst om gek te worden, over hoe ze zich ergerde aan haar ouders, vooral aan haar moeder, over haar vriendschappen, over het werken voor de Joodse Raad en hoe ingewikkeld ze dat vond: ‘Het is natuurlijk nooit meer goed te maken dat één gedeelte der Joden meehelpt om de overgrote rest weg te transporteren.’
Ze accepteerde het baantje bij de Raad op aandringen van haar broer Jaap, ook al vond ze het eigenlijk niets om als een drenkeling aan een vlot te gaan hangen. Ze was immers bereid om te vertrekken als dat moest, bereid om ‘het lot van mijn volk’ te delen, of zij nu ging of een ander, dat maakte geen verschil. Ze vond het, op zijn minst voor zichzelf, verkeerd om onder te duiken: ‘Het gaat er niet meer om zichzelf coûte-que coûte uit een bepaalde situatie te houden, maar daarom hoe men zich, in wélke situatie dan ook, gedraagt en verder leeft.’ Toch, toen ze haar oproep kreeg om te vertrekken, was ze wanhopig van verdriet en greep ze de kans om een baantje bij de Joodse Raad te krijgen aan. ‘(-) er was haar een reddingsboei toegeworpen en ze had die gegrepen – uit de even instinctieve als begrijpelijke impuls te overleven’, schrijft Judith Koelemeijer, in haar bewonderenswaardige bio-grafie Etty Hillesum. Het verhaal van haar leven.
Later hervond Hillesum haar houding en ging ze vrijwillig naar Westerbork om daar anderen te helpen. Ze bleef datgene wat ze ‘God’ noemde in zichzelf zoeken en ze bleef het leven prijzen, ook in dat kamp, waar ze andere geïnterneerden naar vermogen bijstond en troostte, en uiteindelijk gooide ze een kaartje uit de trein naar Auschwitz: ‘We hebben zingende dit kamp verlaten’.
Het is een bewonderenswaardige houding, maar ook één die niet makkelijk te begrijpen valt. Koelemeijer vroeg zich dan ook af toen ze dertig jaar na de eerste publicatie van het dagboek in de jaren tachtig, opnieuw het werk van Hillesum las: ‘Waarom in hemelsnaam?’ Waarom probeerde Etty Hillesum zichzelf niet te redden?
Schuilplaats
Mogelijkheden waren er genoeg laat Koelemeijer zien, op een gegeven moment doen vrienden van Etty, Klaas Smelik en zijn dochter, zelfs een poging om haar min of meer met geweld te ontvoeren naar de schuilplaats die ze voor haar gereed hebben gemaakt. Maar Etty verzet zich hevig. Ze zegt Smelik dat hij haar niet begrijpt: ‘Ik wil het lot van mijn volk delen.’ Smelik begreep het inderdaad niet. Koelemeijer schrijft: ‘Ze kon niet anders dan aan haar overtuiging vasthouden en zichzelf trouw blijven.’
Op dat punt in de biografie heeft ze de lezer ook tot dat inzicht gebracht, of die het er nu ‘mee eens’ is (alsof dat ertoe zou doen) of niet.
Het bijzondere van Koelemeijers biografie is dat ze ons in staat stelt om als het ware om Etty heen te kijken, wat als lezer van de dagboeken niet lukt. Dan is de enige stem en de enige blik die van Hillesum zelf. In dit boek zie je wat haar gevormd heeft vóór ze haar dagboek begon omdat Julius Spier in haar leven kwam, de man die haar naar haar eigen zeggen op haar 27ste opnieuw geboren liet worden met zijn verbluffende psychologische inzichten. Koelemeijer heeft onder meer de Russisch-Joodse achtergrond van Etty’s moeder gereconstrueerd, en ze benadrukt dat Etty’s jeugd echt de jeugd was van een Jóóds meisje met alles wat daarbij hoorde, in een Joodse omgeving, met Joodse familieleden die soms voor geweld gevlucht waren. De wens om ‘het lot van mijn volk’ te delen wordt daardoor in de biografie begrijpelijker gemaakt dan in het dagboek. Voor zover hier iets te begrijpen valt.
We zien ook dat mensen in Etty’s omgeving niet allemaal positief onder de indruk waren van haar houding, sommigen vonden haar ‘schwärmerisch’, romantisch of onpraktisch. Leonie Snatager, een goede vriendin van haar die uiteindelijk wél onderdook, noemde Etty’s invloed achteraf ‘gevaarlijk’: ‘We zouden opgewekt naar de kampen gaan om het Jüdisches Schiksal te delen. Erg romantisch – met de werkelijkheid had het niet veel te maken…’
Het knappe aan Koelemeijers biografie is dat ze verschillende, ook onbekende kanten en gezichtspunten laat zien van een leven dat al zo goed gedocumenteerd leek. Ze oordeelt niet, ze werpt zich niet op als de psycholoog van haar onderwerp. En het minstens zo knappe is de manier waarop ze dit verhaal heeft verteld. Haar boek is zeer beeldend in elkaar gezet doordat ze juist niet steeds aan de chronologie vasthoudt maar inhoudelijke samenhangen heeft gezocht, met een feilloos gevoel voor welke details belangrijk zijn. Hier nergens grote onverteerde brokken met feitjes en weetjes die voor de biograaf heel leuk zijn maar voor de lezer voornamelijk vervelend.
En dan heeft ze ook nog een voortreffelijke pen. Als ik een jury was bekroonde ik deze biografie meteen.
ISBN | 9789463821742 |
---|---|
Aantal pagina's | 576 |
Datum van verschijning | 20220920 |
NRC Recensie | 5 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 216 mm |
Dikte | 34 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres