Opstand
Het is een mooi tijdsbeeld, veelzeggend ook. In 2000 hield de Amerikaanse president Bill Clinton een voordracht aan de Johns Hopkins School of Advanced International Studies in Washington, waarin hij ervoor pleitte om China toe te laten tot de Wereldhandelsorganisatie. De keuze tussen economische rechten en mensenrechten was een valse keuze, hield hij zijn publiek voor. In het transcript van de lezing is vastgelegd hoe zijn publiek reageerde. Clinton: ‘Het lijdt geen twijfel dat China internet aan banden probeert te leggen. (Gegrinnik.) Succes daarmee! (Gelach.) Dat is net zoiets als pudding aan de muur willen spijkeren (Gelach.)’
De toekomst zag er zonnig uit voor wie geloofde in de kracht van de liberale democratie. Ruim tien jaar eerder had de Amerikaanse politieke denker Francis Fukuyama in een beroemd essay het einde van de geschiedenis aangekondigd. De Muur was gevallen, ‘we’ hadden gewonnen. Pijpleidingen vol gas tussen Rusland en West-Europa zouden de onderlinge afhankelijkheid vergroten, waardoor oorlog in de toekomst ondenkbaar zou worden. En anders zou internet autocratische regimes wel in de richting van democratie duwen, door het werk van censoren onmogelijk te maken.
Hoe anders ziet de wereld eruit in 2024. Rusland is een oorlog begonnen in Europa. China heeft zich intern ontwikkeld tot een surveillancestaat die extern zijn spierballen laat rollen in de richting van Taiwan. En in tal van oude democratieën lonken populisten naar de macht, voor zover ze die al niet hebben gegrepen, en zetten daarmee de rechtsstaat onder druk.
Twee boeken die onlangs verschenen proberen antwoord te geven op de vraag die daardoor prangend is: in wat voor wereld leven we eigenlijk? En, in het verlengde daarvan: hoe redden we de democratie?
Het ene boek, Autocratie bv van de Amerikaanse historicus Anne Applebaum, richt zich op de groeiende macht van autocratische regimes als Rusland, China, Venezuela en Iran. Het andere, Opstand van de Nederlandse journalist Marijn Kruk, beschrijft vooral de opkomst van populisten in Europa. Twee kanten van één medaille, zo maken beide auteurs duidelijk.
Autocraten en populisten
Applebaum, getrouwd met de Poolse minister Radoslaw Sikorski (Buitenlandse Zaken), heeft een lange staat van dienst als medewerker van publicaties en denktanks aan de conservatief-liberale kant van het politieke spectrum (van The Economist tot het American Enterprise Institute). Maar ook lezers die zichzelf in een meer progressieve hoek plaatsen zullen haar analyse zowel overtuigend als verontrustend vinden.
Autoritaire regimes zijn er altijd geweest. Maar de huidige autocraten en populisten zijn van een andere orde, betoogt Applebaum. Om te beginnen hebben ze allemaal dezelfde vijand. En ‘die vijand zijn wij’, schrijft ze. ‘Om precies te zijn is die vijand de democratische wereld, „het Westen”, de NAVO, de Europese Unie, hun eigen, binnenlandse democratische tegenstanders en, belangrijker, de liberale ideeën die hen inspireren.’
Door moderne technologieën hebben autocratische regimes bovendien oneindig veel meer mogelijkheden dan hun historische voorgangers. Ze kunnen hun eigen bevolking controleren met AI en gezichtsherkenning en de publieke opinie in het Westen beïnvloeden met trollenfabrieken en persbureaus die nepinformatie verspreiden.
En misschien wel het belangrijkste: autocratische regimes werken samen op een schaal waarvan oude dictators slechts konden dromen. Hun doel: zichzelf en hun naasten verrijken en aan de macht blijven. Daarbij proberen ze nauwelijks nog de democratische schijn op te houden.
Je hoeft de krant maar open te slaan om te concluderen dat Applebaum een punt heeft. De kracht van haar betoog, want dat is het, zit vooral in de vele voorbeelden waarmee ze laat zien hoe verregaand de samenwerking is tussen autocratische regimes. Die hebben een gemeenschappelijk doel: verzwakking van het Westen.
Door moderne technologieën hebben autocratische regimes oneindig veel meer mogelijkheden dan hun historische voorgangers
Autocratieën (en ‘hybride democratieën’ als Turkije en Hongarije) opereren weliswaar niet altijd als één blok. Maar ze weten elkaar wel vlot te vinden, wat resulteert in onwaarschijnlijke samenwerkingen. Dat de ene alleenheerser in naam communist is en de ander monarchist, nationalist of theocraat doet er niet toe.
Neem de samenwerking tussen Venezuela en Iran. ‘Iraniërs hielpen Venezuela met het bouwen van een dronefabriek (blijkbaar met wisselend succes) en hebben apparatuur en personeel gestuurd om Venezolaanse olieraffinaderijen te helpen repareren. De Venezolanen zouden op hun beurt hebben geholpen met het witwassen van geld voor Hezbollah, de door Iran gesteunde terroristische groepering, en zouden ook paspoorten hebben verstrekt aan Hezbollah en Iraanse functionarissen.’ Autocratie bv staat vol met dit soort voorbeelden.
Applebaum maakt zich ook zorgen over de democratie in het Westen, omdat die wordt ondergraven door populistische, radicaal-rechtse politici. Autocraten als Poetin en Xi steunen die populisten, omdat ze belang hebben bij chaos in het Westen. De Amerikaanse zoekt verder niet naar verklaringen voor het succes van die radicaal-rechtse politici de afgelopen jaren. Maar dat is precies waar het boek van Marijn Kruk over gaat.
Kogel door het hoofd
Kruk begint zijn verhaal in mei 2013, wanneer Dominique Venner, een extreem-rechtse historicus, voor het altaar van de Notre Dame in Parijs zelfmoord pleegt door een kogel door zijn kop te schieten. Kruk is dan correspondent in de Franse hoofdstad. Venner wilde het startschot geven voor een cultuuroorlog en dat lijkt aardig gelukt. Hoe ziet die oorlog eruit, vraagt Kruk zich af. ‘Wie maken haar mogelijk? Wat is haar kans van slagen?’
Op zoek naar een antwoord neemt hij de lezer mee op een fantastische reis door de recente geschiedenis van Europa en het Midden-Oosten. Hij staat overal met zijn neus bovenop en geen denker van enig formaat lijkt aan zijn aandacht te ontsnappen. Na de aanslag op het satirische weekblad Charlie Hebdo in januari 2015, waarbij twaalf mensen om het leven komen, is hij snel ter plekke. Toevallig heeft hij eerder meegewerkt aan een documentaire over tekenaar Willem Holtrop, waardoor hij geen onbekende is op de redactie. ‘Redacteuren lopen af en aan’, schrijft Kruk. ‘Op tafel staan flessen wijn en plastic borden gevuld met charcuterie. De gezichten staan bedrukt.’
Na het referendum over Brexit gaat Kruk naar de hondenrennen in Peterborough, twee uur rijden van Londen, om het sentiment te peilen in een streek die maatgevend heet te zijn voor de rest van het land. In Oostenrijk praat hij over de samenwerking tussen centrum-rechts en radicaal-rechts. Van schrijver Robert Menasse hoort hij: ‘Het fascisme is in Oostenrijk volkomen salonfähig, zolang je maar geen concentratiekamp opent.’
Ook verdiept hij zich in succes van Matteo Salvini’s Lega in Italië, van Viktor Orbán in Hongarije, en natuurlijk van het Rassemblement National in Frankrijk. Hij reist naar Turkije, Irak en Libië om te onderzoeken waarom zoveel mensen via die landen naar Europa komen. Want dat is de rode draad in de verhalen die hij hoort van kiezers in Europa: zij maken zich zorgen over het aantal nieuwkomers. Het is de migratie, stupid, zo zou je zijn verhaal kunnen samenvatten.
Kruk schrijft het allemaal met veel vaart en, ondanks het serieuze onderwerp, vaak vermakelijk op. Van de twee auteurs is hij de beste schrijver. Af en toe plaats hij zichzelf wel wat geforceerd op de voorgrond. Nadat hij heeft verteld over zijn belangstelling voor de filosofie van de conservatieve Britse denker Roger Scruton, die geloofde dat je ‘via monogamie de alledaagsheid van het leven kon overstijgen’, meldt Kruk: ‘Maar op de aankomende actrice die ik op dat moment datete maakte het beduidend minder indruk. Of, nou ja, mogelijk wilde ze wel een monogame relatie, ze wilde die in elk geval niet met mij’.
Grappig is dan wel weer de beschrijving van FVD-voorman Thierry Baudet. In het voorjaar van 2009 komt die het Parijse appartement van Kruk binnenstappen op suède loafers met kwastjes, nadat hij zichzelf heeft uitgenodigd bij de correspondent. Baudet is in Parijs voor een cursus Frans, en omdat hij net als Kruk vertrouwd is met het werk van de Franse denker Alexis de Tocqueville kan hij net zo goed eens komen kennismaken, heeft hij gemaild.
Dure koffie
Waar Kruks boek vooral een prettige opfriscursus recente geschiedenis is, zorgt Applebaum er met haar vele voorbeelden van samenwerking tussen autocraten voor dat je na lezing niet meer hetzelfde kunt kijken naar het nieuws van nu. Omdat de boeken twee kanten van één medaille beschrijven, vullen ze elkaar uitstekend aan.
Beide boeken roepen onherroepelijk de vraag op: kan het tij worden gekeerd? Anne Applebaum denkt van wel. ‘We kunnen ze stoppen’, stelt zij. Ze vestigt haar hoop vooral op regelgeving. Regelgeving die het autocraten en oligarchen onmogelijk maakt om het geld dat ze op dubieuze wijze in hun zakken hebben gestoken wit te wassen in hele en halve belastingparadijzen. Regelgeving tegen sociale media die voorrang geven aan desinformatie, omdat dat nu eenmaal een aantrekkelijk verdienmodel is.
De VS en hun bondgenoten zouden volgens Applebaum ook hun krachten moeten bundelen om ervoor te zorgen dat persbureaus als Reuters en Associated Press en andere betrouwbare bronnen wereldwijd weer de standaardbron van nieuws worden, in plaats van kanalen als Russia Today en het Chinese persbureau Xinhua. En de democratische wereld moet minder afhankelijk worden van Rusland, China en andere autocratiën voor mineralen, halfgeleiders en energie.
Ook Marijn Kruk is optimistisch. Hij eindigt zijn reis in een Scruton-café in Boedapest. Geen van de studenten die hij er treft heeft ooit van gehoord van de Britse denker die menige radicaal-rechtse politicus inspireerde. Ze drinken er dezelfde dure koffievarianten en hippe frisdrankjes als in andere hoofdsteden.
Kortom, concludeert Kruk, de illiberale backlash waarvan we nu getuige zijn, zal het tij van de moderniteit niet kunnen keren. Het is moeilijk om hem te geloven nadat je deze twee boeken hebt gelezen, maar je helpt het hem hopen.
Tegelijk maskeert het populisme de bredere ambitie die achter deze beweging schuilgaat. Er is sprake van een contrarevolutie, gericht op de omverwerping van een links-liberale en ‘globalistische’ elite, die de westerse eigenheid zou ondermijnen.
Klassieke conservatieven, rechtse christenen, duistere etnonationalisten en allerhande complotdenkers trekken hierin zij aan zij op. Daarbij doet de Hongaarse hoofdstad Boedapest dienst als intellectuele broedplaats en als model. Viktor Orbán gaat voorop in de strijd voor het ‘eigene’ te midden van een moderniteit die dit uitholt. Maakt deze opstand kans van slagen, en zo ja, tegen welke prijs?
Opstand is een journalistieke verkenning van het illiberale moment en neemt de lezer mee op een reis door het Europa anno nu.
Marijn Kruk (1971) studeerde geschiedenis in Utrecht en politieke filosofie in Parijs. Hij was werkzaam als Frankrijkcorrespondent en deed verslag van de Arabische Lente in Noord-Afrika. Aansluitend was hij correspondent in Istanbul en maakte hij tal van reportagereizen door Europa. Hij schrijft voor onder andere De Groene Amsterdammer en NRC. Eerder publiceerde hij Parijs denkt, over het Franse intellectuele leven.
‘Een onmisbaar boek om het huidige politieke moment te begrijpen. En ook nog eens geweldig geschreven.’
Roxane van Iperen
‘Een reis langs de brandhaarden van een vermoeid continent. Een prachtig journalistiek, welhaast literair verslag dat onverwacht hoopvol stemt.’
Beatrice de Graaf
ISBN | 9789044656947 |
---|---|
Aantal pagina's | 280 |
Datum van verschijning | 20240627 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 126 mm |
Hoogte | 200 mm |
Dikte | 26 mm |