Oranje Zwartboek
Bij de Oranjes gaat het altijd om geld
Monarchie Afschaffen of onderhouden? Twee auteurs nemen het Nederlandse koningshuis onder de loep. ‘Opvliegende, arrogante, wispelturige en bemoeizuchtige koningen en koninginnen hebben elkaar afgewisseld.’
Wat is het opmerkelijk dat Nederland nog steeds Oranjegezind is. Zeker omdat de gedragingen van de koninklijke familie regelmatig aanleiding hebben gegeven (of zie de afgelopen weken: geven) tot het tegendeel. En wat is het opmerkelijk dat Nederland in de 21ste eeuw nog steeds een koningschap kent, met al zijn archaïsche elementen.
Dat is de strekking van twee recent verschenen boeken over de monarchie, Oranje Zwartboek. De ontluisterende geschiedenis van onze koninklijke familie van historicus Gerard Aalders en De Koning en de monarchie. Toekomstbestendig? van hoogleraar staatsrecht Paul Bovend’Eert.
Het zijn twee heel verschillende boeken, over een thema dat door de herfstvakantie van de koning actueel werd. Bovend’Eert schreef een uitvoerig, meer op een handboek lijkend boek over de positie van de Koning in het staatsbestel, en wil een onderbouwde discussie aanzwengelen over diens positie. Bij Aalders, een overtuigd republikein, is de insteek helder: titel, ondertitel en vooral toon en woordkeus schreeuwen welke kant hij kiest.
Aalders valt dan ook met de deur in huis: de ‘sterrenstatus’ van de koninklijke familie is ‘een wonderlijk fenomeen’, vooral omdat ‘ieder normaal mens met een min of meer voltooide basisopleiding’ kan wat Willem-Alexander doet. Bezigheden als glimlachen, handen schudden en ‘minzaam wuiven’ leiden bij anderen dan van koninklijk bloed niet tot ‘uitbarstingen van gejuich en exorbitante, soms compleet infantiele aanhankelijkheidsbetuigingen’. Toch dicht hij de voorgangers van de huidige koning invloed toe.
Op de vraag wat de familie Nederland heeft opgeleverd, is Aalders weer stellig: niets. Hij illustreert dat met een lijvige beschrijving van wat er in zijn ogen allemaal mis is met de Oranjes: van Willem I (schulden) tot Willem-Alexander (vakantiehuizen), met extra aandacht voor prins Bernard, over wie Aalders eerder schreef. Hij blijft alleen steken in zijn verbazing over ‘een pers die de monarchie verheerlijkt, ook als er niets te berichten is’, in zijn irritatie over ‘de Orangisten’ in de Tweede Kamer die nooit echt kritisch zijn, en in zijn verbijstering over een volk dat ondanks de opgesomde talloze misstappen blind blijft geloven in de monarchie.
Gebrek aan transparantie
Op de vraag waaróm dat dan zo is, waarom de mythe rond het koningschap in stand blijft ondanks alle schandalen, komt geen antwoord. Al suggereert Aalders wel dat als het volk meer zou weten over de houding van de koning ten opzichte van ministers, meer over diens bemoeienissen met beleid, en er inzage zou zijn in de financiën van het Koninklijk Huis, het de populariteit van de Oranjes niet ten goede zou komen.
Bovend’Eert pleit eveneens voor meer transparantie en het afschaffen van een aantal privileges. Hij herinnert de lezer aan de discussie over de rol van de koning in het staatsbestel die in 2000 nog hevig werd gevoerd. Toenmalig D66-fractievoorzitter Thom de Graaf werd er om verketterd. Sindsdien is het stil.
Lees ook het pleidooi uit 2000 van Thom de Graafvoor modernisering van het koningschap
Ook bij Bovend’Eert komen, in een overzicht door historicus Alexander van Kessel, de voorouders van Willem-Alexander er niet goed van af: opvliegende, arrogante, wispelturige en bemoeizuchtige koningen en koninginnen wisselen elkaar af. Bovend’Eert signaleert echter dat de Oranjes (soms tegenstribbelend) zijn meegegaan met veranderingen, waardoor de monarchie het heeft overleefd.
Hij is ook niet voor de afschaffing, hoewel hij wel concludeert dat ‘de overgang naar een republiek staatsrechtelijk gezien geen ingrijpende gevolgen’ hoeft te hebben. Maar hij roept op tot ‘periodiek onderhoud’ van het koningschap binnen het staatsbestel.
Dat onderhoud kan klein zijn – waarom staat er in de Grondwet nog steeds dat als er geen Oranje-troonopvolger is, er op zoek moet worden gegaan naar een ander vorstenhuis? Maar nóg beter zou het volgens Bovend’Eert zijn om twee ingrijpendere veranderingen door te voeren.
Beslissingsmacht
Allereerst zou de Koning uit de regering verwijderd moeten worden, zodat hij niet langer wetten ondertekent. Aan de hand van de weigering van Juliana een aantal regeringsbesluiten te ondertekenen en de vermeende bemoeienis van Beatrix illustreert Bovend’Eert waarom een dergelijke beslissingsmacht niet meer te rechtvaardigen is. Bovendien, meent hij, is de huidige koning al voornamelijk staatshoofd, een symbolisch en ceremonieel ambt.
Ten tweede zou de Koning volgens Bovend’Eert een overheidssalaris moeten krijgen in plaats van de uitkering die hij nu krijgt, waarbij zijn inkomen (de zogenoemde A-component) en de nauwelijks transparante uitgaven (de B-component) zijn gesplitst. En hij zou over het eerste deel gewoon inkomstenbelasting moeten betalen. Met als belangrijkste argument: aan deze constructie vasthouden, betekent dat het risico op kritiek op de koning alleen maar toeneemt.
Dat is eigenlijk niet eens meer een risico. De kritiek die er op de Oranjes is – signaleren beide auteurs terecht – gaat zelden over de positie van de Koning, maar altijd over geld en de uitzonderingspositie van het Koninklijk Huis. En daarin zijn pers, politiek én publiek verenigd.
2020-10-30 Titia Ketelaar
ISBN | 9789089750655 |
---|---|
Aantal pagina's | 325 |
Datum van verschijning | 20200515 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 150 mm |
Hoogte | 230 mm |
Dikte | 36 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres