Röntgenfotomodel
Omstreeks 1590 verscheen een ets van Conrad Goltzius waarop Superbia, de hoogmoed, als een weelderige dame staat afgebeeld. Ter hoogte van haar rokken heeft de prent een dubbele papierlaag. Wie die terugslaat ziet de kale werkelijkheid. Het onderlichaam van Superbia is dan niet meer dan een vleesloos staketsel, waaronder Eva op de schoot van Adam zit en de appel van de slang aanneemt.
Deze prent past wonderwel bij Röntgenfotomodel, de debuutbundel van Vicky Francken (1989). Halverwege die bundel staat een gedicht dat net zoals de prent van Goltzius ‘Superbia’ heet. ‘Ze heeft de dood onder haar rokken’, luidt de beginregel van dit vers, dat bijna drie pagina’s lang de onafwendbaarheid van de dood bezingt. Toch is de toon niet die van absolute vergankelijkheid.
Had Goltzius nog een extra papierlaag nodig om onder rokken te kijken, Vicky Francken kiest de röntgenologische weg. In een tijd van MRI-, CT- en PET-scans lijkt dat een ouderwetse keuze, maar de röntgenfoto biedt, denk ook ik, meer poëzie dan het computerbeeld van een scan. Het gaat Francken ook niet om medisch verantwoorde beelden. Ze houdt het lichaam tegen het licht, en haar woorden werken daarbij als röntgenstralen. Exemplarisch duidelijk gebeurt dit in de afdeling ‘Ribbenkast’. Die omvat ook de titelcyclus ‘Röntgenfotomodel’, die in het eerste vers meteen ter zake komt:
Til je hemd op, ik wil zien hoe het klopt
maar doe het licht uit, je longen zijn mooi
in het donker. Luister: dat ruisje kan wel verholpen, maar is het niet hemels
de zee mee te nemen?
Opvallend is de zintuiglijkheid: hier wordt niet alleen gekeken, maar vooral ook geluisterd en gehoord. Visuele en auditieve vaardigheden toont Francken ook in de rest van haar bundel. Dat ze vertaalwetenschap studeerde en als vertaler werkzaam is blijkt zonneklaar uit haar taalgebruik. Dat is speels en lenig. De ratio wordt onder haar pen vanzelf een radio, ze wil ‘de pegel en de pekel / in de ijstijd zijn’ en ‘in elke gift zit gif’. Maar haar idioom reikt ook verder dan dit soort woordspelletjes. Ze noteert levensvragen zoals ‘waarom houd je je mond / als je ook moed / zou kunnen houden’ en typeert sensaties als ‘Pijn prikkelt en dwingt / is een pleister van grind’.
Met dit al blijft de toon bovenal onderzoekend. Vragend vaak, of stellend, maar nooit zeker. In de cyclus ‘Infinitieven’ versterkt de onbepaalde wijs het onzekere karakter van driemaal een tastende opsomming. Daar is geen röntgenapparaat voor nodig; de dichter heeft zelf een röntgenblik. Ook in de vier verzen van ‘Foto’. Het derde kan gelezen worden als een credo.
Je ziet het: wat wordt gezegd
trekt als een zwaan aan mij voorbij.
Ik leg mijn armen om de lange hals
en wring mijn vingers in de veren.
Zelfrelativering is een belangrijk aspect in Franckens poëzie. Tegelijkertijd is haar werk volstrekt authentiek. Al een decennium lang doolt ze langs en over de vaderlandse poëziepodia. En al die jaren gold ze als aanstormend talent. Die voorspelling maakt Röntgenfotomodel alleszins waar. Door de kwaliteiten die ik hierboven schetste, maar ook door de muzikaliteit van haar taal. Haar regelval draagt daar zeker toe bij. Soms zijn haar versregels ultrakort, dan weer zo lang dat ze over twee regels zijn uitgespreid. Vaak trekt ze in één gedicht meer registers open, maar soms is haar taalmuziek die van het simpele levenslied, zoals in het tweede couplet van ‘Geven en nemen’:
Alles wat kapot is, kan niet meer stuk
en wat het al was, was het al lang
en wie te hard lacht, is eigenlijk bang
en wie niet huilt, weet niet hoe te schuilen
en wie niet kruipt, kent nog geen kelders,
zal nog verhuizen.
Citaatdrift verraadt enthousiasme. Het mag duidelijk zijn: Röntgenfotomodel is een verrassend debuut. Francken toont de kracht van kwetsbaarheid, en doet dat in tastende, maar trefzekere verzen.
en noem haar tegenwicht
’s avonds lig ik in haar armen
maar ze vindt het niks
omdat ik boos ben
naai ik haar mond dicht
In Röntgenfotomodel wordt een lichaam tegen het licht gehouden. Om te onderzoeken wat eraan schort, om te bepalen waar het licht doorlaat. Het lijf blijkt sterker dan gedacht. De huid een dunne wand die in volharding niet onderdoet voor zelfhelend beton.
In tastende zinnen schrijft Vicky Francken over zowel de zintuiglijke ervaring als het abstracte denken dat daarmee gepaard gaat. Soms is het lichaam een anker, andere keren zit het in de weg, maar steeds is het een instrument waaraan we veel kunnen aflezen.
ISBN | 9789023442745 |
---|---|
Aantal pagina's | 64 |
Datum van verschijning | 20170110 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 151 mm |
Hoogte | 200 mm |
Dikte | 8 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres