Werelden uit elkaar
Uit het zwoegen van deze schrijfster kunnen we moed putten
Duitse literatuur Julia Franck schreef haar autobiografie in romanvorm. Alleen zo meende ze de wereld van haar jeugd te kunnen vatten. De geschiedenis die ze vertelt is brisant.
Een van de heilzame aspecten van lezen is dat het je in staat stelt iets verschrikkelijks mee te maken zonder dat je zelf gevaar loopt. Lucretius schrijft in De natuur van de dingen (in de vertaling van Piet Schrijvers): ‘Heerlijk om bij een zware storm vanaf het land/ een ander te zien zwoegen op de wijde zee,/ niet dat andermans ellende zulk genoegen schenkt,/ maar wel de aanblik van het aan jou bespaarde leed.’ Zo ken ik iemand die het ene na het andere boek over de Eerste Wereldoorlog leest; los van het feit dat die oorlog schitterende literatuur heeft opgeleverd, heeft hij het nodig zich bij het dichtslaan van zijn boek uit de loopgraaf op te hijsen en te denken: ‘Dan valt het hier eigenlijk nog mee.’ Vergeleken bij de illustere catharsis die Aristoteles aan literatuur (met name de tragedie) toeschrijft, is dit misschien oppervlakkig ramptoerisme, maar het werkt wel, het helpt de eigen situatie te relativeren – je telt je zegeningen.
De afgelopen week ben ik de ademloze getuige geweest van het zwoegen onder zware storm van Julia Franck, de Duitse schrijfster (Berlijn, 1970) die met de roman De middagvrouw (2007) een internationale bestseller schreef. Nu is Werelden uit elkaar verschenen, een autobiografie. Tenminste, is het een autobiografie? Het heeft er de schijn van: de namen van de personages en de feiten komen, voor zover we weten, overeen met die uit Francks eigen leven. Toch staat er ‘roman’ op het omslag, wat betekent dat de auteur niet pretendeert de werkelijkheid te beschrijven. In een voorwoord verklaart ze dat we de wereld allemaal vanuit ons eigen perspectief bekijken, en dat onze visie en die van anderen vaak ‘werelden uit elkaar’ liggen. Dat lijkt nogal evident, maar de geschiedenis die Franck te vertellen heeft is dermate brisant dat je je kunt voorstellen dat ze zich gedwongen heeft gevoeld zich in te dekken.
Spartaanse instelling
In haar (niet chronologisch vertelde) jeugdherinneringen schetst Franck een intrigerend portret van haar grootmoeder van moeders kant, de beeldhouwster Ingeborg Hunzinger, geboren als Ingeborg Franck. Ze groeide op in een voornaam, Joods milieu, en bracht de oorlogsjaren in Italië door, om als overtuigd communiste terug te keren naar de DDR. Een krachtige persoonlijkheid, spartaanse instelling, in november nog zwemmen in de Oostzee, altijd aan het werk in haar atelier, volkomen vrij van burgerlijke conventies. Een levendige vrouw, maar ook iemand die verstijft bij een aanraking van haar kleindochter, en die altijd weggaat zonder een woord of blik van afscheid: ‘daar zat geen bedoeling achter, zeker geen minachting of protest tegen de regels van het fatsoen, ze dacht er gewoon niet bij na.’ Ze houdt van gezelligheid, maar verliest haar belangstelling voor vrienden als ze ziek worden. De autoriteiten gunnen haar bepaalde voorrechten, en na de val van de muur zal Julia haar Stasi-dossier lezen en begrijpen waarom: ze werkte samen met de inlichtingendienst.
Het portret van deze grootmoeder is te meer welkom omdat het licht op Julia’s moeder werpt. Wie De middagvrouw gelezen heeft en meent dat het egocentrisme van de daarin opgevoerde moederfiguur wel erg zwaar aangezet is, heeft geen idee: de moeder van de auteur is nog veel erger. Nadat ze toestemming heeft gekregen om de DDR voor West-Duitsland te verruilen, woont de actrice Anna Franck met haar vier dochters in een vervallen boerderij in Sleeswijk-Holstein, waar ze de dieren meer aandacht schenkt dan haar kinderen. Enerzijds is Anna volgens Julia ‘de mooiste vrouw ter wereld’, door mannen aanbeden, en een betoverende toneelspeelster wanneer ze verhalen voor haar kinderen verzint; anderzijds verwaarloost ze zichzelf, wast zich zelden, poetst haar tanden ‘om de zoveel weken, als ze een keer naar de sociale dienst of naar de dokter moest’, en loopt naakt rond in huis en tuin, tot ongenoegen van de buren. Dwangmatig verzamelt ze alle kapotte rommel die ze op straat vindt – het kan nog eens van pas komen. De kinderen moeten voor zichzelf zorgen. ‘Ze leek geen behoefte te hebben om met een van ons een band op te bouwen. Misschien kwam het er gewoon niet van, was er de nodige rust niet voor. Ze vond dat niet haar taak, kon niet veel hebben. Zoals zij een vreemde voor ons gebleven is, zijn wij ook vreemden gebleven voor haar.’ Vergevingsgezind voegt Franck daaraan toe: ‘Het was geen kwade wil’, maar het geschetste beeld is ontluisterend.
Hechtingsstoornis
Julia en haar tweelingzus moeten het huishouden doen en op hun jongste zusje passen, op school zijn ze doodmoe. Rapporten waarin docenten hun bezorgdheid uitspreken blijven ongelezen op de keukentafel liggen. De kinderen lijden gebrek; moeder maakt rokend en drinkend de bijstandsuitkering op. Ze verdedigt haar gedrag met behulp van spirituele opvattingen. ‘Waarom heb je ons dan eigenlijk gekregen als we te veel voor je zijn, vroeg ik haar tijdens een verhitte ruzie in de schuur. Ik huilde. Wij hadden haar als moeder uitgekozen, zei ze. Kinderen kozen hun ouders. Dat leek ze echt te geloven. Wij waren verantwoordelijk, niet zij.’
Anna is getekend door de vroege dood van haar broer, die ze adoreerde. ‘Hij was haar alles. Haar verdriet zat in ons.’ Daarnaast is een hechtingsstoornis aannemelijk, gezien de hyperindividualistische Ingeborg (de woorden ‘moeder’ en ‘grootmoeder’ gebruikt de auteur weinig). Het begrip dat Julia weet op te brengen voor het feit dat haar moeder haar lichamelijk en emotioneel verwaarloosde, is groot: ‘Een mens kan niet echt kiezen om van een kind te houden dat hij op de wereld heeft gezet.’
Ondertussen beschrijft ze haar kindertijd als een hel. In het chaotische huishouden heeft iedereen voortdurend ruzie met elkaar. Julia ontwikkelt smetvrees, wast zich dwangmatig, lijdt aan slapeloosheid. Maniakaal schrijven in haar dagboek is haar enige houvast.
Wanneer Julia op dertienjarige leeftijd bij kennissen in Berlijn kan gaan wonen, is dat een bevrijding. Na de echtscheiding van deze kennissen komt ze als vijftienjarige in een woongroep terecht: seks, drugs en zelfverwezenlijking, maar alles is beter dan het gekkenhuis waar ze vandaan komt. Onverwacht krijgt ze een brief van haar vader, die ze nooit gekend heeft. Hij hield hartstochtelijk van haar moeder, maar Anna had hem, evenals de vaders van haar andere kinderen, niet nodig. Vader en dochter bouwen alsnog een band op, maar hij is ziek en overlijdt kort na Julia’s zeventiende verjaardag. Uit zijn dagboek maakt ze op dat zij en haar tweelingzus kort na hun geboorte zijn weggegeven aan een pleeggezin. In een aangrijpende scène confronteert ze Anna met deze kennis.
Tweelingziel
Zit het Julia dan nooit mee? Als beginnend student krijgt ze een innige liefdesrelatie met Stephan, die net als zij schrijver wil worden – een tweelingziel, die term is hier niet overdreven. Stephan verongelukt wanneer hij haar tegemoet fietst. Daarna resteert de absolute leegte. ‘Ik had Stephan verloren. Meer had ik niet te verliezen.’
Als kritiek zou je kunnen aanvoeren dat Franck zich in De middagvrouw, een echte roman, een subtielere schrijfster toont. Daar evoceert ze de emoties met haar zintuigprikkelende stijl; hier neemt ze weinig tijd om scènes op te zetten en de stijl is niet zozeer verfijnd als wel terzake. Anderzijds: de dingen expliciet benoemen past bij de urgentie van deze autobiografie, en draagt bij aan het effect dat het, om op Lucretius terug te komen, op mij had. Ja, het was goed om Francks gevecht tegen de schipbreuk gade te slaan, mijn eigen veilige positie op het land te beseffen, en moed te putten uit dit voorbeeld van volharding en stuurmanskunst.
18-02-2022 Marco Kamphuis
Julia is acht als ze met haar drie zussen door hun moeder wordt meegenomen van Oost-Berlijn naar West-Duitsland. Het is het hoogtepunt van de Koude Oorlog. Ze komen terecht in een dorp in het noorden. Daar zijn ze Ossies en dus buitenstaanders, wat nog wordt verergerd door de chaotische manier waarop haar moeder het huishouden voert. Als Julia dertien is, is de situatie zo onhoudbaar dat ze naar West-Berlijn vertrekt. Ze gaat er naar school, werkt als babysitter en schoonmaakster. Ze ontmoet er haar vader, voor het eerst, en verliest hem meteen weer. Ze doet eindexamen en leert Stephan kennen, haar grote liefde, en verliest ook hem. Als ze zich dit allemaal durft te herinneren, is het nu.
'In bewonderingswaardig lichte stijl vertelt Julia het verpletterende verhaal van haar jeugd. (...) Hartverscheurend' Zin
'Een aangrijpend autobiografisch boek.' Het Parool
'Een nieuw en nogal verpletterend boek.' Trouw
Over De middagvrouw:
'Een adembenemend meesterwerk.' The Independent
'Franck verstaat de kunst zo zinnelijk te schrijven over het verlangen naar contact dat het bijna pijn doet.' NRC Handelsblad
'Het bijzondere van deze aangrijpende roman is dat elke lezer het waarom van Helene's handelen op zijn eigen wijze kan beantwoorden.' Vrij Nederland
'Een meeslepend geschreven verhaal vol geuren en gevoelens.' de Volkskrant
ISBN | 9789028451896 |
---|---|
Aantal pagina's | 320 |
Datum van verschijning | 20211012 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 212 mm |
Dikte | 25 mm |