Een liefde, in gedachten
Met haar positief ontvangen debuut De gelukkigen dook Kristine Bilkau meteen in een van de meest besproken onderwerpen van de hedendaagse literatuur: onze zoektocht naar optimaal geestelijk welzijn. Bilkau (1974) liet haar aanpak al in de titel doorklinken: dit verhaal ging niet zomaar over een gemiddeld gezin, dat plotseling scheurtjes in het even tevoren nog zo zorgeloze bestaan ontdekt, maar over het gevecht van een generatie met dat eeuwige streven naar geluk.
Met haar tweede roman neemt Bilkau opnieuw een generatie onder de loep. Een liefde, in gedachten neemt ons mee naar de jaren zestig, als Antonia en Edgar, beiden geboren aan het einde van de oorlog, zich afzetten tegen het eentonige leven van hun ouders en grootse plannen maken voor de toekomst. Ironisch genoeg zijn het ook die plannen die hen van elkaar scheiden: Edgar vertrekt naar Hongkong, met de belofte dat Antonia, Toni voor intimi, zal volgen als de zaken op orde zijn.
Gek genoeg raken de zaken maar niet op orde. De twee sturen elkaar brieven, bellen een enkele keer, maar laten ook geregeld maanden niets horen. Het beloofde vliegticket voor Toni laat langer en langer op zich wachten, totdat ze de hoop opgeeft. Waar Edgar zijn dromen volgt, blijft zij, wachtend op het begin van hun gezamenlijke avontuurlijke toekomst, naar hem hunkeren.
Dat het hier een verschil tussen man en vrouw betreft, laat Bilkau in haar motto van Marcelle Sauvageot zien: een vrouw kan zich in haar verlangens volstrekt dienstbaar tonen aan die van haar man, terwijl het mannelijk geslacht daar andersom niet toe in staat is. De ogenschijnlijk zo betrouwbare Edgar kiest voor zijn eigen geluk, maakt in dat nauw rare sprongen, en verliest zo de vrouw van wie hij houdt.
Een liefde, in gedachten is een verhaal dat tegelijkertijd veel en weinig spanning bevat: enerzijds wachten we samen met Toni hoopvol op een teken van leven, tegelijkertijd gebeurt in haar leven zo weinig dat we overwegen zelf onze spullen te pakken. Plaatselijk intrigerend houdt Bilkau het doordat we de liefdesgeschiedenis van Edgar en Toni tot ons krijgen door de ogen van Antonia’s dochter, die vijftig jaar na dato het huis van haar inmiddels overleden moeder leegruimt. Waarom bleef die onrustige, springerige vrouw die zij kende zo lang trouw aan die naar het verre China vertrokken man? Dat is het zoeklicht waarmee zij door het brievenarchief van haar moeder struint.
Het is dankzij dit meekijkperspectief dat we Bilkaus sentimentaliteit deels kunnen vergeven: die teruggang in de tijd heeft haar blijkbaar verleid tot een steeds oubolliger toon . Die erbovenhangende blik van de dochter zorgt voor genoeg afstand, waardoor wij die brieven bezien met hetzelfde gevoel van ‘o ja, zo was het toen’.
De zoetsappige titel van Bilkaus roman doet geen recht aan die slimme constructie, die ook verklaart waarom we nooit werkelijk toegang krijgen tot Toni’s psyche: we beleven haar innerlijk via haar dochter, en die kan slechts tot op zekere hoogte begrijpen hoe Edgars streken moeten hebben aangevoeld. Dat gebrek aan emotionele diepgang is tegelijkertijd ongemakkelijk: zelfs als ze ontdekt dat Edgar al een kind heeft, blijft Toni uiterst kalm. Het hoofdbestanddeel van het verhaal, de nimmer ontloken liefde tussen de twee, blijft daardoor oppervlakkig. De toegang tot Bilkaus bredere bedoelingen worden ons daarmee ook ontzegd, een probleem dat het perfecte begin en plaatselijk rake zinnen niet oplossen.
ISBN | 9789059368323 |
---|---|
Aantal pagina's | 224 |
Datum van verschijning | 20190215 |
NRC Recensie | 2 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 216 mm |
Dikte | 22 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres