Het onhoudbare midden

Gijsbert Pols
19,95
Op voorraad
SKU
9789081776578
Besproken in NRC
Bindwijze: Paperback / softback
Levertijd 1-2 werkdagen Verzendkosten € 2,95
  • Gratis verzending vanaf €50,-
  • Veilige en makkelijke betaalopties
  • Aangesloten bij Thuiswinkel Waarborg
  • Makkelijk bestellen ook zonder account
Afbeelding vergroten
Meer informatie
Auteur(s)Gijsbert Pols
ISBN9789081776578
BindwijzePaperback / softback
Aantal pagina's160
Publicatie datum20191128
NRC Recensie3 ballen
Breedte150 mm
Hoogte200 mm
Dikte16 mm
NRC boeken recensie

Politieke filosofie Drie links-van-linkse auteurs hekelen het politieke ‘midden’ als een laf voorportaal van een fascistische orde. Een rechtser-dan-rechtse publicist fantaseert over een staatsgreep en wraak op landverraders.

Toen Fitna, Wilders’ video-tirade tegen de islam, in 2008 eindelijk online kwam, waren de politieke reacties opgelucht, zelfs lacherig. Was dát alles? Valt mee! Dit wisten we al, aldus VVD-leider Rutte.

O ja? Wisten we dat al? Dat moslims niet deugen en de islam net zo’n existentiële bedreiging is voor Nederland als ooit het nazisme? Het was een typisch Nederlandse reflex: geen olie op het vuur gooien, maar plooien en pacificeren.

Die neiging tot temperen is het doelwit van drie linkser-dan-linkse aanklachten. In onze mondiale noodsituatie is het kalmerende ‘midden’ volgens hen onhoudbaar geworden.

Dat is dan ook de titel van een bundel soms mooie, maar ongelijksoortige persoonlijke essays van neerlandicus Gijsbert Pols, uitgegeven door nY, ‘tijdschrift voor literatuur, kritiek en amusement’. Aanbevolen door de Rotterdamse socioloog Willem Schinkel, die zelf dubbel inbeukt op de ‘fascistische’ orde met Theorie van de kraal, een traktaat met zijn collega Rogier van Reekum, en Politieke stenogrammen, een collectie frappante korte teksten.

Bij alle drie bevinden we ons in een kapitalistische, maar ook ‘fascistische’ en ‘racistische’ orde, die ons uitbuit, tegen elkaar opzet en de Aarde plundert. Pols schrijft het wat beknopter op dan het sociologen-duo: we leven in een tijd ‘waarin fascistoïde denken is doorgedrongen tot het hart van onze politieke instituties, racisme en misogynie als legitieme standpunten worden genormaliseerd’ en ‘het globale kapitaal [..] de planeet dreigt te verwoesten’.

Pols (1980) ontwaakte langzaam uit de illusie dat hij leefde in een gaaf land. Een dreun die hij op straat kreeg van een Marokkaanse jongen opende hem, zij het jaren later, de ogen voor het racisme in de samenleving. Eenmaal wakker, ziet hij nu overal verborgen ‘eigen’ geweld, van verkeersdoden en drenkelingen aan de EU-grenzen tot euthanasie op wilsonbekwamen. Stuk voor stuk onderwerpen van aanhoudende publieke controverse, dus wat er onopgemerkt aan is, blijft een beetje een raadsel.

Volwassen worden met Pim

Voor een generatie die volwassen werd met Pim Fortuyn, in een land waar de sociale ongelijkheid sterk toeneemt, zal vermoedelijk elk links radicalisme een openbaring zijn. Maar wie zich Nederland van vóór Pols herinnert, zal toch opkijken van zijn verzuchting dat ‘de God van Nederland elk verlangen naar verandering verstikt’. Weinig West-Europese landen hebben zulke omslagen in basis en bovenbouw beleefd als Nederland, dat na 1960 muteerde van een standensamenleving in een geliberaliseerd ‘gidsland’. Typisch Nederlands is eerder dat zulke zwenkingen collectieve bekeringen worden: iedereen links, dan weer rechts.

Interessanter én amusanter zijn Pols’ opstellen over literatuur, zoals zijn analyse van het hetero-machismo van Jan Wolkers en Jan Cremer, twee nationale schelmen.

Is Willem Schinkel (1976) ook zo’n schelm, maar dan eerder als anti-macho?

Zijn Theorie van de kraal besluit met de wanhopig hoopvolle boodschap: ‘Vergeet het nooit: drie dingen hebben de fascisten niet: denken, vreugde en liefde’. Maar voordat je die liefde tegenkomt, blaast je een storm van woede en haat tegemoet. De moderne orde is ‘een ramp die zich aan de aarde voltrekt’. Onze ‘kraal’ is een ‘bio-politieke’ ruimte om ‘populaties’ te disciplineren ‘voor de circulatie van arbeid en kapitaal’. We leven als ‘randmensen’, overtuigd van onze heelheid maar eigenlijk hol en, contra Koot en Bie, vanbinnen echt wel bang.

Hell´s Angels

Goddank is geen ordening totaal, want de ‘woekering’ van het leven gaat altijd door, bezweren de auteurs, zoals de Tonga van Zambia al wisten. Aan het parlement, die ‘liberale babbelbox’ hebben we niks. Aan het hele liberalisme niet, dat is ‘een voorstadium van fascisme’. Onze bevrijding zal komen van nieuwe ‘leefvormen’ en uit ‘de dagelijkse oefening in subversieve praktijken’. Een nieuw ‘wij’ zal pas ontstaan als we het ‘janken en tieren van witte implosie’ weten uit te houden.

Mijn hemel. Dit klinkt allemaal als de Bergrede (circa 30), Das Kapital (1867), Woodstock (1969) en Altamont (1969) ineen. Alleen zijn hier niet een een hippie en een Hell’s Angel aan het rappen, maar een academisch duo aan de linkse cutting edge. Nu is kapitalisme-kritiek tegenwoordig alom – met reden – maar deze achtbaan van abstracties en woede doet denken aan Adorno’s Dialektik der Aufklärung (1944) op speed, versneden met denkers als Deleuze, Walter Benjamin, W.E.B. Dubois en Frantz Fanon. Of aan de baksteen die twintig jaar geleden door de ruiten rinkelde, Empire van de oud-Rode Brigade-intellectueel Antonio Negri en Michael Hardt. Ook die fulmineerden tegen het neoliberale ‘imperium’ dat de Aarde vernietigt. En ook zij zagen de revolutie niet langer komen uit de loop van een geweer, maar uit ‘liefde, eenvoud en onschuld’.

Schinkels Politieke stenogrammen stellen dezelfde diagnose, maar zijn veel beter te lezen dan het kraalboek, met vaak rake observaties over rechts dat altijd al identiteitspolitiek voert maar het nu links verwijt, over het repressieve begrip tolerantie, of politici die racisme in beleid afschuiven op de grillen van ‘het volk’.

Buma en Baudet

Maar ook in steno leven we in de ‘fascistische’ orde van ‘stropdasmannetjes’, inclusief die ‘in onszelf’. Want in ieder modern ‘ik’ – ook dat van stropdasloze sociologen – woedt ‘de fascistische strijd’ van de ‘man-caesar’ die ‘probeert alle anderen eronder te houden’, de ‘witte caesar’, de ‘kapitaal-caesar’ en de ‘politie-caesar’ .

Wat moeten we met deze razernij?

De verbale ontremming is bedoeld om mentale ruimte te creëren buiten de ‘kraal’. Maar in hun drift om de ketenen te verbreken, laten de auteurs alles wat riekt naar ‘orde’ opzuigen in het zwarte gat dat fascisme heet. Dus is er (lach of schrik niet) geen partij die ‘zozeer de symbiose tussen liberalisme en fascisme belichaamt’ als D66, en zijn Buma en Baudet louter ‘verschillende expressies van het hedendaagse fascisme’. Alles wat de neoliberale, competitieve kraal beschermt, is ‘extreem-rechts’.

Nieuw is die nivellerende blik bij radicale denkers niet. Al bij Heidegger waren kapitalisme en communisme ‘hetzelfde’. In de ‘sociaal-fascisme’-theorie van stalinisten uit de Weimarrepubliek waren sociaaldemocraten erger dan de nazi’s. Die kwamen tenminste voor hun ware aard uit – en hadden net zo’n afkeer van het democratische ‘midden’ als de stalinisten zelf.

Maar wat is fascisme?

Schinkel en Van Reekum (1980) hekelen terecht het comfortabele idee dat fascisme een afgesloten hoofdstuk is. Dat is nog geen vrijbrief om het begrip zo op te rekken dat ook de arme Buma er in past. Fascisme heet, met Benjamin, de ‘politieke mobilisatie van massa tot “volk”, zonder de kapitalistische eigendomsverhoudingen te wijzigen’. Elders is het synoniem met geweld of ‘orde’. Dat zijn zulke ruime verhuisdozen dat de halve straat erin mee kan.

Blokkeerfriezen

Het leidt ook tot naargeestige sofismen. Liberalen hebben het fascisme ‘nodig’ om te doen of ze het op afstand houden; Europa heeft het verdrinken van zwarte mensen nodig ‘om zichzelf te zijn’, Auschwitz was een ‘herhaling’ van wat Europa elders aanrichtte. Zulke oneliners suggereren flitsen van inzicht, maar hebben de subtiliteit van een Verleiders-conference.

Fascisten – de historische – wantrouwden juist het mondiale kapitaal en de vrije markt: ontwortelde Joodse praktijken, immers. Kapitalisme moest natie en volk dienen, niet andersom zoals in liberale plutocratieën. Dat is ook te vinden in het moderne rechts-populisme, maar nog lang geen Nieuwe Orde.

Maar wat doen zulke kanttekeningen er toe? Wie te lang meedenkt met de ‘kraal’-auteurs ziet vanzelf geen verschil meer tussen sociale activering en Arbeitseinsatz, Eerste Kruistocht en dito Wereldoorlog, lynchpartijen in het Mississippi van de jaren twintig en het Nederland van de blokkeerfriezen. Allemaal ‘verschillende expressies’ van hetzelfde.

Implosie van neoliberalisme

Toch kan Schinkel niet beticht worden van essentialisme, het idee dat alles één essentie heeft. Zijn taal wil de werkelijkheid niet afbeelden, maar ontregelen. In Denken in een tijd van sociale hypochondrie (2007) tilde hij sociologentaal al uit de hengsels, een verademing voor wie (zoals deze recensent) de vaderlandse veenbrand over islam en integratie meer dan zat was. Net als zijn latere De nieuwe democratie (2012), een eerste pleidooi voor ‘links van links’. Maar in deze nieuwe boeken werkt de ontketening vooral bevrijdend zoals een partijtje schelden naar de televisie oplucht.

Wat te doen? Een ‘plan’ is tenslotte ook maar ‘gebabbel’ binnen de kraal, al pleit Schinkel terloops voor ‘collectivisering’ en een New Green Deal. Achter alle agressieve taal schuilt vooral de hunkering naar een menselijke, solidaire wereld. Zonder gewelddadige mannelijkheid, vol liefde en soul. Waarin ‘samen-leven’ betekent: ‘niets willen controleren, alleen leren, samen’. Het wachten is op de implosie van de neoliberale orde; in de tussentijd moeten we ‘de ruimte tussen de scheuren’ alvast bezetten om ‘straks’ te leven in de ‘ruïnes’ ervan.

Die les lijkt besteed aan Sid Lukkassen (1987). Van deze radicaal-rechtse zuil-bouwer en Baudet-sympathisant komt, met Ton Nijhof, de roman De afrekening. Kroniek van een getergd volk (met voetnoten). Ook bij hen is de orde de klos: ‘Het is zinloos om hoop te blijven vestigen op het bestaande systeem.’ Ook hier leven we onder het juk, niet het rechtse van de stropdassen, eerder dat van de Palestijnen-sjaals.

Gifgas in Amsterdam

In de ‘roman’ siddert Nederland onder aanslagen door moslims: gifgas in Amsterdam, explosieve drones in Utrecht. In Rotterdam, waar in de haven een kernbom is ontploft, is de situatie zelfs ‘zorgelijk’. Goeie help! Er zit maar één ding op: louterend contra-geweld.

Gelukkig weet ‘generaal Brunnekreef’ wat hem te doen staat: keihard ingrijpen! Waarbij ‘interneren en zelfs executeren aan de orde kunnen zijn’. Er volgen processen tegen cultuurmarxisten, waarbij de aanklager een studie aanhaalt van: dr. Sid Lukkassen. Ik verzin dit niet, maar Nijhof en Lukkassen wel.

Doe ik de Rotterdamse sociologen onrecht door deze sabelzwaaier erbij te halen? Zij willen liefde en minder geweld, hij droomt juist van méér geweld. Aan de andere kant, liefde is een riskante politieke categorie – en ook gefnuikte liefde eindigt vaak in geweld.

Waarom dient dit radicalisme zich links en rechts op de flanken aan? Omdat een tijd waarin politieke tegenstellingen te lang zijn weggemasseerd, er rijp voor is. Of het nu komt als puberale fantasie over een staatsgreep, of als een opgewonden riff over leven in de kraal.

Wie meent dat generaal Brunnekreef al aan de macht is, zal dat kraalboek met instemming omarmen. Wie een dam tegen hem wil opwerpen, kan beter werken aan de herpolitisering van alle democratische krachten.

Back to top