Het souterrain van Mance Post
Vermoedelijk kennen veel mensen haar naam niet. En haar leven is ook niet bijzonder spannend of dramatisch verlopen, op dat moment in 1944 na, toen ze werd opgepakt en gevangengezet door de Sicherheitsdienst samen met haar boezemvriendin Annelies Romein, wier bekende ouders Jan en Annie verzetswerk deden. Toch vond journalist Truska Bast dat illustrator Mance Post (1925-2013) een biografie verdiende. Terecht. Illustratorenbiografieën zijn er nauwelijks – tekenaars genieten weinig aanzien – en Post is onbetwist ‘de Grote Oude Dame van de Nederlandse illustratiekunst’, zoals de jury van de Max Velthuijs-prijs haar noemde bij de allereerste uitreiking van de oeuvreprijs in 2013.
Post illustreerde meer dan honderd kinderboeken. Haar vernieuwende linosnede-illustraties maakten Toon Tellegens licht absurde dierenwereld voorstelbaar. En dat Guus Kuijers Madelief in ons collectieve geheugen staat gegrift, komt ontegenzeggelijk door haar natuurgetrouwe, zachte potloodtekeningen waarmee Post in 1975 doorbrak.
De keuze van Bast voor deze veelzijdige, ‘dienende en beeldbepalende illustrator’ is dus lovenswaardig. Zeker wanneer je weet dat ze nauwelijks uit egodocumenten kon putten. Een tekenaar is nu eenmaal geen schrijver: Post liet geen dagboeken na en maar enkele brieven. Basts belangrijkste directe bron was Ik woonde in een leunstoel (1979) waarin Post haar jeugdherinneringen in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt tekende in delicate schetsen en aquarellen, met tekst van Kuijer. Niet dat dit prentenboek tot nieuwe inzichten leidde. ‘De leunstoel is haar meest persoonlijke boek’, schrijft Bast, ‘maar als ze ergens overduidelijk haar gereserveerde, wat terughoudende kant laat zien, is het hier’.
In dit prentenboek heeft Post haar broertje en zussen weggedacht en de andere hoofdrolspelers zie je van veraf of opzij: ze houdt je op afstand, passend bij het allenige meisje dat ze was en dat leefde in haar fantasie. Daarop viel ze haar hele leven terug, volgens Bast, ‘vooral in moeilijke tijden’. Zo waren de oorlog en haar vaders vroege dood traumatische gebeurtenissen.
Middels grondig bronnenonderzoek en gesprekken met collega’s, vrienden en familieleden van Post zet Bast de illustrator overtuigend neer als een eenling: zachtaardig en sociaal, maar door haar afstandelijke houding (haar generatie sprak simpelweg niet over gevoelens) ook gedecideerd en soms arrogant. Daarbij bewaart Bast vakkundig het evenwicht tussen interpreteren en suggereren.
Verborgen liefdesleven
Stellig is ze bijvoorbeeld over het verborgen liefdesleven van de ongehuwde Post. Zo schrijft ze dat ‘Mance beslist meer moet hebben gevoeld’ voor haar tekenleraar Piet Klaasse van het Montessori Lyceum dan vriendschap en bewondering voor zijn tekenkunst. Net zomin twijfelt ze aan haar geheime liefdesaffaire met schrijver Anton Koolhaas: als hij op bezoek kwam in het legendarische souterrain aan de Prinsengracht waar Post woonde, werkte en ongecompliceerd gastvrij was, ‘gingen de luiken dicht’. Maar dat Post zou weten wie haar (en Annelies) in de oorlog verraden heeft en dit altijd bewust geheim heeft gehouden, is uiteindelijk toch niet meer dan een suggestie.
Hoe spannend dit ook klinkt en hoe vlot Bast ook schrijft, de gereserveerdheid van Post en de brave vertelvorm van wieg tot graf, maakt de biografie soms wat saai. Tegelijkertijd verliest Bast zich nergens in onbeduidende details. Ze balanceert knap tussen Posts persoonlijke leven en carrière die moeizaam begon.
Pas toen ze via Simon Carmiggelt, bij wie Post kind aan huis was, Reinold Kuipers leerde kennen (die later met Tine van Buul het beroemde Querido-kinderboekenfonds opzette) kreeg haar carrière vleugels. Bast belicht met regelmaat illustraties en plaatst ze in het perspectief van de tijd en Posts artistieke ontwikkeling. Die, toont ze onweerlegbaar, begon en eindige met knip- en scheurwerk en tekeningen die opvallen door hun stevige lijnvoering. Zo ontstaat een fascinerend beeld van een kleine eeuw (kinderboeken)illustratiegeschiedenis tegen de achtergrond van cultureel Amsterdam. Precies dit is het belang van deze met veel toewijding en inlevingsvermogen geschreven biografie.
In haar piepkleine, half verzonken woonhuis annex atelier aan de Amsterdamse Prinsengracht illustreerde Mance Post (1925-2013) meer dan honderd kinderboeken. De dierenverhalen van Toon Tellegen bijvoorbeeld, de Waaidorp-serie van Annie M.G. Schmidt en de Madelief-boeken van Guus Kuijer. Ook werk van An Rutgers van der Loeff, Rita Verschuur en Martha Robinson voorzag ze van een herkenbaar ‘gezicht’.
Haar zachtmoedige potloodtekeningen, krachtige lino’s en speelse penseelillustraties brachten generaties kinderen (en volwassenen) in verrukking. In 2007 ontving Mance Post de prestigieuze Max Velthuijs-prijs voor haar hele oeuvre. Er ging een lange weg aan vooraf. Op haar veertiende verloor ze haar vader, vlak voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Beide gebeurtenissen drukten een stempel op haar leven. Met illustreren begon ze rijkelijk laat, want pas halverwege de jaren vijftig besloot ze van tekenen haar vak te maken. Dat Mance haar baan in het onderwijs verruilde voor een onzeker bestaan als illustrator sprak niet vanzelf, zeker niet voor een vrouw alleen. Of was ze minder alleen dan ze deed voorkomen?
Vaak stuitte ze op vooroordelen. Ze stelde er het zeldzame talent tegenover zich er weinig van aan te trekken. Ook haar talent voor vriendschap was groot: schrijvers, kunstenaars, journalisten en buurtkinderen kwamen graag bij haar over de vloer. Het souterrain van Mance Post groeide al snel uit tot een ontmoetingsplek en zelfs toevluchtsoord voor velen.
ISBN | 9789021460277 |
---|---|
Aantal pagina's | 296 |
Datum van verschijning | 20221004 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 135 mm |
Hoogte | 214 mm |
Dikte | 26 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres