Ik verlang en sta in brand
Die dag droegen vrouwen mannenkleren
Poëzie uit de Oudheid Classica Mieke de Vos laat in haar boek negen dichteressen uit de oudheid opklinken. Soms is er maar één regel van hen over, maar die is wel vol betekenis.
Dichtfragmenten zijn het, soms van wel veertig regels, keurig over strofen verdeeld, soms maar heel kort:
‘Slaap je altijd?
Vroeger was dat niet zo Korinna.’
Wat steekt er achter deze twee regels en wie spreekt ze uit? Is het de teleurgestelde echtgenoot of minnaar van Korinna, een vriendin die iets van haar wil, of een god of godin, of spreekt ze tegen zichzelf – alles kan. Het zijn twee regels van de Griekse dichteres Korinna (5de eeuw v. Chr.) – misschien heeft ze de smoor in dat ze nog maar zo weinig schrijft. Slaap je dan altijd? Zoiets kun je best tegen jezelf zeggen. Het zou eigenlijk wel de meest aantrekkelijke mogelijkheid zijn, het zou Korinna immers zo dicht bij ons brengen, die zoiets probleemloos op zouden kunnen schrijven.
Classica Mieke de Vos (geen familie) stelde een handzaam klein boekje samen, Ik verlang en sta in brand, waarin de stemmen van negen dichteressen, acht Griekse en één Romeinse, opklinken. Nu ja, opklinken – van bijvoorbeeld Telesilla is niet meer bewaard dan: ‘En Artemis meisjes,/ op de vlucht voor Alfeios…’, waarbij het handig is om te weten dat Alfeios een riviergod is, al weet je dan nog altijd niet veel. Hij zal wel overgestroomd hebben. Met bedoelingen. En verder klinkt Telesilla in deze woorden: ‘Zonminnend lied…’ Dat is alles.
Een zonminnend lied, wat is dat, is dat elk gedicht uit haar streek – Argos, op de Peloponnesos – en haar tijd – vijfde eeuw vóór?
Dode dolfijn
Waarom zouden we deze woorden in een boekje moeten lezen? Er is een prachtig verhaal over de dichteres Telesilla, vertelt De Vos, zij zou er eigenhandig in geslaagd zijn het Spartaanse leger te weerhouden van een aanval op Argos, juist doordat ze een vrouw was. De Spartanen hadden het leger van Argos verslagen en rukten op naar de stad. Daar verzamelde Telesilla alle vrouwen en oude mannen en stelde die op in de vlakte om de Spartanen op te wachten. Die overwogen dat wat de uitkomst van de strijd ook zou zijn, die eerloos voor hen zou zijn: eerloos om door vrouwen en oude mannen verslagen te worden, eerloos om vrouwen te doden. Dus trokken ze zich terug. Jaarlijks werd er feest gevierd bij het monument voor Telesilla, op die dag droegen vrouwen mannenkleren. Telesilla is afgebeeld terwijl ze haar helm opzet, boekrollen aan haar voeten. Zonminnend lied.
Zo vullen zich die paar woorden met geschiedenis, verhaal, betekenis. Een halve voetafdruk, het vaagste spoor van een dichteres van 2500 jaar geleden.
Niet alle stemmen in Ik verlang en sta in brand zijn zó vervaagd. Er is Sapfo, van wie weliswaar maar één compleet gedicht is overgeleverd, maar toch ook flink wat substantiële flarden. Dat geldt ook voor Korinna, of de charmante Anyte die een dode dolfijn zijn eigen grafschrift laat uitspreken, ‘niet meer zal ik snorkelend zwemmen rond scheepsboegen’, of een hond, ‘allersnelste, vrolijk blaffende’, betreurt die door een slang werd gebeten.
Rijke stedelingen
Ze leeft zich ook in in het verdriet van een klein meisje dat zowel haar sprinkhaan (‘de nachtegaal van de velden’) als haar krekel moet begraven omdat Hades ‘de onbuigzame god’ ze wegnam.
De Vos schrijft dat Anyte het literaire epigram vernieuwde door kinderen, meisjes en dieren aan het woord te laten en aandacht op te brengen voor het landschap in een wereld waarin welgestelde mannen uit de steden het hoogste woord hadden.
Of dat toen ook zo gezien werd? Zeker is dat latere mannelijke dichters ook voor zulke andere invalshoeken kozen. De vrouwenstemmen zijn hier vooral bijeengebracht om nu eens vrouwenstemmen uit die mannenwereld te laten horen, om ons ervan te overtuigen dat die ook belangwekkende verzen schreven.
Voor wat betreft Sapfo hoeft niemand daar meer van overtuigd te worden. Toch valt het niet altijd mee om haar enorme roem af te zien aan vertaalde fragmenten, al helpt wat toelichting wel. Neem het beroemde fragment over de appel die aan een te hoge tak hangt om geplukt te worden. ‘Zoals de zoete appel rood kleurt aan het einde van een tak,/ hoog in de hoogste takken, vergeten door de plukkers,/ nee, ze vergaten hem niet, ze konden hem niet bereiken.’
Verdwenen werk
Er wordt verondersteld, vanwege een opmerking van een geleerde uit de Oudheid, dat het een bruiloftslied betreft – de appel zou de bruid kunnen zijn (jammer dan wel weer dat een appel mannelijk is in het Nederlands). Onbereikbaar voor iedereen, behalve voor de bruidegom, moeten we het zo zien?
We moeten ook goed lezen hoe het er staat: eerst hangt die zoete appel, blozend, aan het eind van een tak, dan eigenlijk nog moeilijker en verder weg ‘hoog in de hoogste takken’, dan is ze vergeten, dan, nee toch niet: onbereikbaar. Heel langzaam komt het beeld te voorschijn, als een zich ontwikkelende foto, tot het compleet is.
Het is een spijtige gedachte dat er zoveel meer is geweest en dat we het nu moeten doen met deze flarden, overgeleverd op kapotte papyrusrollen of als aanhalingen in het werk van grammatici, soms een paar regels in een potscherf gekrast. Er wordt door sommige classici altijd nog gedroomd van ooit een vondst op een antieke vuilnisbelt, of in de bibliotheken van het Vaticaan, dat het werk van Sapfo verbood en vernietigde – of niet? Tot die tijd moeten we ons tevreden stellen met de hevigste gevoelens in bedwongen dichtvorm, de vage klanken van stemmen overgezet in vertalingen, weggezworven naar onze tijd. ‘Het is niet eenvoudig voor ons zo sierlijk/ van vorm te zijn als godinnen.’
2020-12-18 Marjoleine de Vos
Na Sapfo lieten meer vrouwen een nieuw en eigen geluid horen in de antieke dichtkunst. Anyte uit Arcadië verhief als eerste het landschap tot een onderwerp voor poëzie. Erinna dichtte een klaagzang over liefde en dood, Nossis verbeeldde een zinderende vrouwenwereld vol schoonheid en rituelen, Korinna herschiep de mythische wereld vanuit een vrouwelijk perspectief.
Sulpicia is de enige Romeinse vrouw van wie gedichten zijn overgeleverd; in haar cyclus over een grote liefde klinkt haar stem nu eens trots, dan weer kwetsbaar. Zo past ze perfect in dit koor van unieke stemmen van vrouwen uit de oudheid, voor het eerst bijeengebracht en vertaald in het Nederlands.
ISBN | 9789025312282 |
---|---|
Aantal pagina's | 144 |
Datum van verschijning | 20200818 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 122 mm |
Hoogte | 183 mm |
Dikte | 15 mm |