De Ark
Een uitgerangeerde schrijfster op een partyboat
Wanda Bommer Op een partyboat met hippe mensen vindt een uitgerangeerde schrijfster een jonge minnaar. Dit is een gedurfde nieuwe roman van Wanda Bommer.
God heeft er genoeg van. In De Ark van Wanda Bommer onthult Hij tijdens een interview dat een tweede zondvloed niet zozeer aanstaande is, als wel allang gaande. Kijk maar naar de stijgende zeespiegel. Van een nieuwe Noach is geen sprake; mocht die er nog komen, dan zou het wel eens om een fluïde persoon kunnen gaan, niet direct een man of vrouw. De boodschap ‘ga heen en vermenigvuldigt u’ is God niet goed bevallen.
De Ark is de zesde roman van Bommer (1969), en zeker haar meest gedurfde en geestige. Ze overtreft zichzelf in het interview met God, dat de hoofdverhaallijn steeds onderbreekt. De passages zijn een vondst, en goed doordacht. De toeschouwers bij het interview zien Hem bijvoorbeeld elk in een andere gedaante op het podium zitten. De een ziet een vlezige, vruchtbare vrouw, de ander een oude witte kerel met een baard: net wat bij hun godsbeeld past. Bommer beschrijft dat secuur en beeldend. Als God knikt, is dat ‘monter als een makelaar die zijn cliënt vertelt dat de koop rond is’. Hij praat een tikje archaïsch – ‘Kerel, je raaskalt’, zegt Hij tegen de interviewer. En ook inhoudelijk is de dialoog sterk. ‘Weet u hoe de Neanderthaler is uitgestorven?’ vraagt God ineens.
Drugsbaron
De hoofdlijn gaat over schrijfster Leonoor Levie, die zich inscheept op een cruiseschip annex ‘partyboat’, genaamd The Ark. Er varen vermaarde dj’s mee en hippe jonge mensen (‘the chosen ones’). Leonoor zelf is rond de vijftig. Van haar en haar springerige geest biedt De Ark een gaaf portret. Te pas en te onpas heeft ze vreemde, vermakelijke associaties: ze vraagt zich af of Blackberry zo heet omdat Apple Apple heet, bijvoorbeeld. En of ‘Blackberry’ ook iets te maken heeft met ‘Bluetooth’. Ondanks die kinderlijkheid voelt Leonoor zich oud, afgedankt en gehavend. Haar man, een uitgever, is verwikkeld in een #metoo-affaire. En ze heeft, vanwege een vergroot risico op borstkanker, net een borst laten afzetten. ‘Waarom heb je maar een tiet laten liften?’ zegt de jongere minnaar die ze op de boot opdoet, argeloos. Het helpt.
Op de vorm van de roman is wel wat af te dingen. Nodeloos ingewikkeld is het dat Leonoor zelf schrijft aan een roman waarin een interview met God voorkomt, en een ark bovendien. Ook overweegt ze nog een ander boek te maken, gebaseerd op het leven van haar jonge, knappe metgezel, een drugsbaron(netje). De meerwaarde van deze structuur is niet duidelijk.
De dialogen waarin Leonoor over haar nieuwe boek vertelt, zijn on-Bommeresk stijfjes van toon: ‘Dat mijn volgende roman zich rond een religieuze kern aan het vormen is, vind ikzelf op zijn minst verbazingwekkend. Maar ik accepteer de onvermijdelijkheid ervan.’ Van dit soort passages kijk je vreemd op, bij een auteur die verder juist uiterst spreektalig schrijft, ja soms al te vlot. Wel weer geestig is dat Leonoor belooft geen seksscène te zullen schrijven, waarna er later toch een volgt: de minnaars zuigen zich erin aan elkaar vast ‘als slakken’. Is dat expres zo onappetijtelijk geformuleerd? Kinderen zullen er in elk geval niet van komen, daar is Leonoor te oud voor. God kan tevreden zijn.
2020-11-06 Judith Eiselin
ISBN | 9789493095427 |
---|---|
Datum van verschijning | 20200921 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 215 mm |
Dikte | 31 mm |