De melancholie van het verzet
Misschien kun je de roman De melancholie van het verzet van László Krasznahorkai beter ongelezen laten in de week waarin Donald Trump de Amerikaanse presidentsverkiezingen wint. Of wellicht is dat juist een reden te meer om je erin onder te dompelen. Niet omdat deze Hongaarse schrijver laat zien hoe vatbaar elke democratie is voor de politiek van de grote mond. Maar wel omdat hij een akelig nauwkeurige beschrijving geeft van het ressentiment dat daaronder schuil gaat en van de meelopersmentaliteit waarbij het garen spint.
Plaats van handeling is een naamloos stadje in het zuidoosten van Hongarije, ergens in de twintigste eeuw. Rommelige woonkamers, smoezelige gebouwen, overjarige treinen, stoepen vol straatvuil, regen en klamme kou: meesterlijk roept Krasznahorkai het treurig stemmende milieu op uit zijn roman Satanstango.
In die roman, waarmee Krasznahorkai in 1985 wervelend debuteerde, wacht een groep dorpsbewoners op een messiaanse verlossersfiguur, die hen reddeloos zal bedriegen. De melancholie van het verzet (1989) is minder apocalyptisch, al blijkt ook in deze roman de wereld grondig uit zijn hengsels te zijn geraakt. Te vroeg ingevallen vorst, raadselachtige familietragedies, treinongelukken, kinderbendes, geschonden monumenten: alles lijkt te wijzen op een naderende catastrofe.
Die vindt op bizarre wijze haar beslag in de komst van een groep circusklanten die op het marktplein een opgezette reuzenwalvis tentoon stelt. Het volk stroomt toe, maar gaandeweg verandert de menigte in een moordende en plunderende bende. Slechts met moeite wordt zij door de sterke arm weer in het gareel gebracht.
Aan het eind van het boek is de orde in het stadje grondig veranderd. De voornaamloze mevrouw Eszter, aanvankelijk door iedereen met de nek aangekeken en behept met een weinig deugdzame reputatie, heeft zich dan stevig gevestigd in het centrum van de macht. De intens keurige, enigszins tuttige mevrouw Pflaum heeft er onder alle geweld het leven bij gelaten. Haar bezittingen vinden grif hun weg naar de nieuwe heerseres.
Het omvangrijke middendeel van het boek beschrijft vooral de ongewisheid waarin het stadje gedompeld wordt en ieder zichzelf moet zien te redden. Net als in Satanstango schrijft Krasznahorkai lange, ineengewrongen zinnen die het relaas net zo ondoorzichtig maken als de situatie beschreven wordt – mede (maar onbedoeld) doordat de Nederlandse uitgave baat zou hebben gehad bij één extra correctieronde.
Elke poging van inwoners van het stadje om tegen de dreiging een redelijk en helder inzicht in het geweer te brengen mislukt. In aandoenlijke ensceneringen probeert de jonge zonderling Valuska zijn stadsgenoten de kosmische orde der planeten uit te leggen. De voormalige directeur van de muziekschool tracht de onzuivere intervallen van de ‘gelijkzwevende temperatuur’ te vervangen door échte zuivere kwarten en kwinten. Het mag allemaal niet baten.
De orde die in werkelijkheid hersteld wordt is prozaïscher. Het is die van de onschuldig klinkende slogan ‘Schoon erf, net huis’: het opvoedkundig programma dat de burger tot alledaagse hygiëne wil verleiden, maar dat in handen van mevrouw Eszter verandert in een omineus politiek knevelregime. Haar werkwijze is weinig opzienbarend. Eerst flikflooien, naar de mond praten en inspinnen, dan toeslaan met behulp van de sterke arm, die zich in de persoon van haar minnaar, de politiecommissaris, graag voor leent.
Kwade genius
Dat is al vaker beschreven, maar wat De melancholie van het verzet bijzonder maakt is de karaktertekening van de kwade genius daarachter. In het openingsdeel zien we hoe mevrouw Eszter zich stroopsmerend opdringt aan de gedoemde Piri Pflaum, wier snuisterijen ze het liefst zou vermorzelen, maar door wie zij zich ook veracht weet – en die verachting moet worden vergolden.
Mensen verdragen het nu eenmaal niet met de nek te worden aangekeken. Dat maakt de boosaardige intrigante plots een stuk interessanter. Ook door haar eigen man (de muziekdirecteur) werd ze zonder pardon aan de kant geschoven. Misschien om goede redenen, maar van een dergelijke behandeling worden mensen zelden nobeler wezens. De machtsgreep van mevrouw Eszter mag nog zo laaghartig zijn, hij is niet zonder grond. Precies op dat punt gaat het spannen en wordt haar karakter interessant.
Of Krasznahorkai met het ‘verzet’ uit de titel van zijn boek déze intrige bedoelt is niet erg duidelijk. Voor hetzelfde geld betreft de ‘melancholie’ ervan de halve onwilligheid van Valuska en mevrouw Eszters ondankbare echtgenoot – die geen van beiden écht verzet tegen haar revolutie weten op te brengen. Wellicht deemsteren goed en kwaad ook hier langzaam weg in de mistige onbestemdheid van de catastrofe – die na de machtswisseling niet meer dan een incident lijkt te zijn geweest.
Heeft dat nog iets uit te staan met wat deze week in de VS gebeurde? Een machtsgreep is de overwinning van Trump niet. Hoogstens een onaangename verrassing voor wie zich weinig kan voorstellen bij de wrok waaruit die voortkwam. Maar ook de miljoenen die hun stem uitbrachten op de vastgoedmiljardair hebben hun verhaal, waarin het ressentiment niet nobeler maar wel begrijpelijker wordt. Of Krasznahorkai daarop ook maar in de verste verte heeft gedoeld? Geen idee. Maar die spiegeling tussen boek en nieuwsfeit is dezer dagen moeilijk te negeren.
ISBN | 9789028426702 |
---|---|
Aantal pagina's | 416 |
Datum van verschijning | 20160915 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 136 mm |
Hoogte | 211 mm |
Dikte | 34 mm |