De negentienjarige Roos reist samen met haar grote liefde Lugi door het Midden-Oosten, Europa en Azië. Het roken van hasj behoort tot hun dagelijkse bezigheden.
Als ze aan het einde van de reis naar Nederland vliegen, zorgt Lugi ervoor dat Roos de tas met anderhalve kilo hasj draagt als ze door de douane moeten.
Als Lugi haar na anderhalf jaar verlaat, blijft Roos met lege handen en een gebroken hart achter. Ze probeert haar gestructureerde leven van voor de reis op te pakken, maar beseft al gauw dat daarvoor te veel is gebeurd. In haar ouderlijk huis is ze niet meer welkom, waardoor ze – zonder werk en geld – gedwongen wordt om op straat te leven. In Amsterdam krijgt ze hulp van een straatpastor, maar ook hij weet haar niet uit haar benarde situatie te krijgen.
Wat volgt is een ploeterende zoektocht naar een veilige plek. Om die te vinden, moet Roos eerst op zoek naar zichzelf.
De soepbus is een verhaal over leven en overleven. Over grenzen verleggen, jezelf vergeven en het aanvaarden van hulp – soms uit onverwachte hoek.