Greenwood
De Grote Verdorring van de planeet is begonnen
Michael Christie Hoofdpersoon in de dichtbevolkte familiegeschiedenis Greenwood, opgezet als de jaarringen van een boom, is een vrouw die via haar dagboek tot ons spreekt over desastreuze houtkap.
Boeken over bomen, houtkap en de mensen die erbij zijn betrokken, zijn misschien wel uit piëteit jegens deze woudreuzen, doorgaans dikke boeken. Als we uit de laatste jaren Annie Proulx’ Schorshuiden, Richard Powers’ Tot in de hemel en deze roman van de Canadese auteur Michael Christie bij elkaar optellen zijn we bijna 2000 pagina’s verder.
Hoofdpersoon van Christies ambitieuze en dichtbevolkte roman is eigenlijk een vrouw die we zelf niet tegenkomen, alleen via haar dagboek dat dan ook wel een centrale rol speelt. Euphemia Baxter schreef het voor het dochtertje dat ze op de vlucht achterlaat en dat, onder de naam Willow, een decennia omvattende hoofdpersoon blijkt.
Greenwood is een familiegeschiedenis waarbinnen zich wel heel scherpe tegenstellingen aftekenen. Met als scherpste het contrast tussen Harris Greenwood, een magnaat die met houtkap een enorm fortuin vergaart, en zijn (aangenomen) dochter Willlow die, als boetedoening voor die verwoesting, decennia later met regelmaat kilozakken suiker op haar boodschappenlijstje heeft staan voor in de benzinetanks van de houtkap-machinerie.
Canadese westkust
Het boek is opgezet als de jaarringen van een boom, met de ‘oudste’ hoofdstukken dus als binnenste en de nabije toekomst als begin en einde. Die structuur is een iets te kunstige ingreep, die als gevolg heeft dat de hoofdstukken spelend in 1934 en 1908 meer dan de helft van het boek beslaan, waardoor de geschiedenis toch iets uit het lood komt te hangen. Niet dat de hoofdstukken in de nabije toekomst (2038) minder boeiend zouden zijn. Het is hier dat we Jacinda Greenwood ontmoeten, kleindochter van Willow, die als gids werkt op Greenwood-eiland voor de westkust van Canada, een van de laatste ecosystemen die (nog) niet getroffen zijn door de Grote Verdorring die van de planeet een grotendeels kale woestenij heeft gemaakt. Haar cliënten zijn rijkelui die tonnen betalen om in deze Bomenkathedraal ‘zich te transformeren, te vernieuwen en weer in contact met zichzelf te komen’. Jacinda is eigenlijk overgekwalificeerd voor haar baantje en kampt met een enorme studieschuld – en een ongewenste zwangerschap na een avontuurtje met een van de rijke toeristen. Al haar sores lijken te verdwijnen als ze hoort dat zij, na wegruiming van alle genealogische misverstanden, de eigenlijke eigenares is van het eiland. Maar dan ziet ze signalen dat de Grote Verdorring ook op Greenwood zal toeslaan.
Alle ‘vroegere’ hoofdstukken leiden naar dit bizarre, maar misschien al te reële toekomstvisioen toe. Een samenvatting is onbegonnen werk, maar dat is niet bedoeld als kritiek. Een vader die geen vader blijkt te zijn, twee broers die geen broers blijken, een dagboek dat niet echt is – de lezer wordt aangeraden stevig door te lezen om de draad niet kwijt te raken. Christie schrijft uitstekend, met fraaie metaforen, maar neemt ook af en toe zijn toevlucht tot dialogen die geen dialogen zijn maar vehikels voor informatie-overdracht. Wat blijft staan is een monumentale roman, prachtig uitgegeven bovendien. ‘Wat lijkt een boek toch op een boom, met zijn jaarringen’, overpeinst Jacinda. Die gedachte is door de vormgever heel mooi overgenomen.
30-04-2021 Jan Donkers
ISBN | 9789056726294 |
---|---|
Aantal pagina's | 480 |
Datum van verschijning | 20201006 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 140 mm |
Hoogte | 216 mm |
Dikte | 44 mm |