Het glazen hotel
Emily St. John Mandel Een beleggingsfraude à la Bernie Madoff en verlatingstrauma’s strijden om voorrang in deze roman. Het begint vlammend, maar de tweeslachtigheid wreekt zich gaandeweg.
Het verschil tussen schuld en schaamte: schuldgevoel communiceert ons dat we iets verkeerd hebben gedaan, schaamte dat we verkeerd zijn. Ik parafraseer Brené Brown, die bekend werd met haar TEDx-talks over het onderwerp. Volgens Brown is schuldgevoel over het algemeen nuttig: het maakt ons erop attent dat ons gedrag niet strookt met onze waarden; een volgende keer pakken we het anders aan. Schaamte daarentegen noemt ze een gevaarlijke emotie. Het idee dat we over een karakterfout beschikken, dat er iets fundamenteel mankeert aan wie we zijn, kan zo intens pijnlijk zijn dat de emotie zich enkel laat beantwoorden met verdringing, of (zelf)destructief gedrag.
Stel, je hebt een deel van je leven (of dat van een ander) verpest. Heb je dan een fout gemaakt, of zegt het iets over je deugdzaamheid? Over dit snijvlak tussen schuld en schaamte, ‘doen’ en ‘zijn’, gaat Het glazen hotel, de nieuwe roman van Emily St. John Mandel (1979). Veel van haar personages delen (vaak na een misstap) het verlangen zich te onttrekken aan hun verantwoordelijkheden en ‘uit de wereld te verdwijnen’. De een kiest voor een carrière op zee, een ander verruilt de realiteit voor een gefantaseerde werkelijkheid, weer een ander duikt voorgoed onder in het afgelegen, wifi-loze luxehotel van de titel.
Verdovende middelen
De schrijfster is het boek aan het bewerken voor tv, NBC kocht de filmrechten. Na het lezen van de eerste hoofdstukken verrast dat nauwelijks, die lézen al als een televisieserie. Trefzeker en met vaart zet St. John Mandel in enkele knap opgebouwde scènes de getroebleerde relatie tussen Vincent (een vrouw) en haar halfbroer Paul uiteen. Beiden liepen als kind een litteken op; Paul door het vertrek van zijn vader, die het gezin verliet voor de ‘hippiedichteres’ die Vincents moeder zou worden, Vincent door een ingrijpend verlies dat ze op haar dertiende te verhapstukken kreeg. Deze vroege verlatingservaringen werken door in hun volwassen leven: ze zijn wantrouwig, angstig voor intimiteit. Vincent pareert haar wantrouwen door zich acterend door het leven te bewegen. Behendig voegt ze zich naar de rollen die van haar worden verlangd, zo relaties opbouwend zonder ooit iets van zichzelf te hoeven tonen. Paul dempt zijn angsten met verdovende middelen.
Het glazen hotel is de opvolger van Station Elf, de roman waarmee St. John Mandel (1979) in 2014 internationaal doorbrak. Door de uitbraak van het coronavirus beleefde de verkoop van Station Elf een opleving; het boek beschrijft hoe het leven weer wordt opgepakt nadat een pandemie, ‘de Georgische griep’, het merendeel van de wereldbevolking uitroeide. Tegen het slot stellen twee overlevenden zich parallelle universums voor: hoe had de wereld eruit gezien als de griep zich niet tot een pandemie had ontwikkeld? Het glazen hotel is te lezen als de uitwerking van zo’n scenario. In een bijzinnetje lezen we dat de Georgische griep hier in een vroeg stadium is ingedamd. Een personage dat in Station Elf aan de griep overleed, keert in Het glazen hotel terug, gezond en wel.
Criminele belegger
Het visualiseren van een alternatieve wereld, een ‘contraleven’, is een van de belangrijke thema’s in Het glazen hotel. Hoe had mijn leven zich ontvouwd als ik op dat beslissende moment een andere afslag had genomen, vraagt vrijwel ieder personage zich op zeker moment af. Het gaat St. John Mandel in het bijzonder om die momenten waarop haar personages hun morele integriteit op het spel zetten. De herinnering eraan vervult hen van schaamte en blijft hen de rest van hun leven (soms letterlijk) als een spookverschijning achtervolgen.
Zo is er een hoofdrol weggelegd voor de criminele belegger Jonathan Alkaitis, die vanuit de gevangenis op zijn misdaad reflecteert. St. John Mandel baseerde hem op Bernard Madoff, de man achter het grootste ponzifraudeschandaal ooit.
Alkaitis’ fraude heeft desastreuze gevolgen voor zijn investeerders, van wie sommigen zichzelf om het leven brengen. Hoewel ze zich bewust waren van de ethische bezwaren, zetten Alkaitis en zijn medewerkers hun activiteiten jarenlang voort. Simpel, aldus een van die medewerkers: ‘Je kunt iets tegelijkertijd wel en niet weten. [...] Tegelijk integer en niet integer zijn, weten dat je fout bezig bent maar in de marges van dat foute toch proberen een goed mens te zijn.’ De leden van de vermogensbeheergroep construeren een verhaal waarin ze zichzelf vrijpleiten van hun verantwoordelijkheid: het was de omgeving, het waren de omstandigheden, het is hen simpelweg ‘overkomen’. Dit zelfbedrog is zo doeltreffend dat ze zich ‘op onverklaarbare wijze beledigd’ voelen, wanneer ze worden veroordeeld.
Een getekend leven
Misschien viel het u al op: eigenlijk bevat Het glazen hotel het materiaal voor twee boeken. Het ene de tragische geschiedenis van Vincent en Paul, over hoe een ingrijpende jeugdervaring een heel leven kan tekenen. Het andere over hoe doodnormale, aardige mensen bijna terloops verstrikt kunnen raken in een misdaad van ongekende omvang. De twee verhaallijnen hebben een thematische overlap, en ook inhoudelijk raken ze met elkaar vervlochten (Alkaitis en Vincent krijgen een relatie) – maar de hoofdstukken waarin St. John Mandel de twee aan elkaar knoopt doen wat geforceerd aan. Er lijkt met minder plezier aan deze verbindende passages te zijn gewerkt; op de vlammende verteltrant van de eerste pakweg tachtig pagina’s volgen hoofdstukken die vooral doelmatig aanvoelen. Dat heeft zijn weerslag op de schrijfstijl, waarin steeds vaker triviale terzijdes en gemeenplaatsen opduiken. Zo weidt Paul, terwijl hij een van zijn grootste misstappen overdenkt, opeens breed uit over ‘de mooie kanten van professionaliteit’. Iemand wordt aangekeken ‘alsof ze zo-even had verteld dat ze van Mars kwam’, iemand klampt zich ‘aan de normaliteit [vast] alsof het een reddingsboei was’ – de sjeu is eruit. Daarbij wordt de focus die door alle dwarsverbanden op de plot komt te liggen aan het slot nauwelijks ingelost – de ontwikkeling van veel personages, onder wie de zo prachtig geïntroduceerde Paul, eindigt in een vraagteken.
Escapisme
Zoals schuldgevoelens kunnen informeren over waarden, zo zijn het soms juist de minder geslaagde elementen van een roman (mits geschreven door een goede auteur) die communiceren welke strijd de schrijver leverde met het materiaal; waar het hem of haar in de kern om te doen was. St. John Mandel was er kennelijk op gebrand uiteenlopende levensverhalen met elkaar te verbinden, en hoewel die verbinding soms stroef en soms wat al te toevallig tot stand komt, vormt die uiteindelijk de kerngedachte van de roman. Hoezeer deze personages ook hun best doen zich uit het netwerk van elkaar schampende levens terug te trekken, het handelen van de een blijft steeds zijn weerslag hebben op het leven van de ander. Zo raken deze mensen, hoe radicaal ook hun escapisme, nooit werkelijk van de wereld losgezongen. Waarheen we ook vluchten, toont St. John Mandel, we blijven een schakel binnen de keten die iedereen met iedereen verbindt.
ISBN | 9789025453923 |
---|---|
Aantal pagina's | 288 |
Datum van verschijning | 20200326 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 134 mm |
Hoogte | 209 mm |
Dikte | 27 mm |