Het smelt
Er hangt meteen iets in de lucht. Er is een touw aan een hanenbalk, een strop. Vader laat hem Eva zien en steekt er even zijn hoofd doorheen, staand op een ‘kramakkelige ladder’. Even later staat hij weer op de grond en maant hij haar dit geheim te bewaren. De herinnering is bij Eva evengoed ingekerfd.
Er is nog iets, in Het smelt: een blok ijs. Eva keert als jonge vrouw terug naar haar Vlaamse geboortedorp, naar een feestje op de boerderij van haar oude vriend Pim. Precies op de dag waarop diens broer Jan dertig zou zijn geworden – als hij niet overleden was, dertien jaar eerder. Ze gaat erheen met een blok ijs in haar kofferbak.
Dat ijsblok, die strop, en de verwijzingen naar het allesbehalve rimpelloze verleden geven de debuutroman van Lize Spit (1988) direct onheilszwangere spanning. Ze laten Het smelt ook meteen aanvoelen als een indrukwekkend hecht geconstrueerd plotboek. Traag, met het tempo van een smeltend ijsblok in december, ontvouwen de raadselen zich. Spits debuut is omvangrijk, maar niet omdat het een grote greep wil doen met verschillende personages en decors en de tijdgeest, zoals ambitieuze debuten nogal eens willen. Spit concentreert zich juist op één leven, dat van Eva in het boerendorp Bovenmeer, en gaat de diepte in door dat minutieus uit te pluizen, zonder in herhaling te vallen.
Haar verhaal volgt wel drie verschillende sporen, allemaal beschreven vanuit een ik-verteller: Eva als terugkerende jonge vrouw op één decemberdag in het heden, twee allesbepalende maanden in de zomer van 2002 en ‘losse’ herinneringen. De afwisseling van tijden wordt steeds meer een samenspel: als er iets niet smelt in deze roman, zijn het wel Eva’s grieven. Ze hebben haar gemaakt tot iemand die zich schaamt voor haar bestaan. Het heden draait om het verleden – maar wat is er toen gebeurd?
In het heden is Eva’s gezin uiteengevallen (sterfgevallen binnen de familie worden per e-mail gemeld) maar in het verleden was die al nooit hartelijk – en dat terwijl Tesje, het autistische jongste meisje, juist extra aandacht verdiende.
Die braakliggende thuissituatie legde weer de voedingsbodem voor Eva’s hechte vriendschap met de enige twee in het dorp met wie ze haar geboortejaar deelt, Laurens en Pim. In de verhitte zomer van 2002 heeft het driemanschap de leeftijd waarop ze de grenzen van hun macht over de wereld verkennen – ze bedenken een wreed spel zoals alleen een onvoorwaardelijke puberkameraadschap dat kan. De jongens geven elke dag een ander dorpsmeisje hetzelfde raadsel en het antwoord mag geraden worden in ruil voor een uitgetrokken kledingstuk. Eva is spelleidster. Ook daar voel je, een beetje zoals in Wij van Elvis Peeters, in alles onheil.
Miniatuurtjes
Dat het trage verhaal geen moment verveelt, komt ook doordat Spit ontzettend goed schrijft. Haar zinnen staan vol vlamismen die haar een eigen idioom geven en het verhaal ten goede komen, omdat ze je zo onherroepelijk in die afgebakende ruimte van het Vlaamse dorp zuigen.
Haar hoofdstukken zijn miniatuurtjes die bijna op zichzelf staan, met eigen spanningsbogen en zeggingskracht. Daar betaalt zich de kunde uit van de korteverhalenschrijfster die eerder indruk maakte bij wedstrijden en in literaire tijdschriften (het is te hopen dat een van Spits volgende boeken een verhalenbundel is). Weergaloos is het hoofdstuk waarin Spit schrijft over een grap met een pingpongbal in een koeienaars: Spit is trouwens geregeld geestig, maar eerder uit op een holle lach dan op een mop.
Plot en thema’s van Het smelt zijn niet per se vernieuwend, maar de invulling die Spit eraan geeft, met haar eigen stem, maakt het tot een oorspronkelijk en indrukwekkend debuut, zonder twijfel een van de beste, rijpste en trefzekerste in tijden. Het belang van de in de lucht hangende plot smelt bovendien gaandeweg – wie oplet denkt op een kwart de ontknoping al te zien aankomen, en vreest daarom een bedoeld verrassende afloop die als anticlimax werkt, maar die anticlimax blijft uit. Want meer dan een plotboek is Het smelt een psychologische coming-of-age-roman. Meer dan om het heden draait het om het samenspel met het verleden, om de vorming van de mens Eva, die Spit induikt tot in de diepte van haar haarvaten. Met zo’n entree in de letteren is Lize Spit de belofte voorbij.
Dertien jaar na een snikhete zomer die volledig uit de hand loopt, keert Eva terug naar haar geboortedorp met een blok ijs in de kofferbak. Gaandeweg wordt duidelijk dat zij dit keer de plannen bepaalt.
Vanaf de eerste bladzijde grijpt debutante Lize Spit de lezer bij de strot, om die tot het eind niet los te laten. Genadeloos maar liefdevol: Het smelt is een roman die je verslagen achterlaat.
Lize Spit (1988) debuteerde in 2016 met Het smelt, waarvan meer dan 200.000 exemplaren zijn verkocht. Er volgden vertalingen in zestien landen en een verfilming die in het najaar van 2023 wordt uitgebracht. Het boek won De Bronzen Uil, de Boekhandelsprijs, de Hebban Debuutprijs, de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs, werd NRC Boek van het Jaar en haalde de shortlist van de Libris Literatuur Prijs en de Premio Strega Europeo. Lize Spit is gastdocent creatief schrijven aan het RITCS en columnist bij De Morgen. Haar tweede - volgens NRC 'onweglegbare' - roman verscheen in 2023: Ik ben er niet. In 2023 was ze de auteur van het boekenweekgeschenk.
ISBN | 9789082410617 |
---|---|
Aantal pagina's | 480 |
Datum van verschijning | 20151120 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 126 mm |
Hoogte | 202 mm |
Dikte | 43 mm |