Ik wil geen hond zijn
Recensie In Alma Mathijsens nieuwe boek is het hart van de hoofdpersoon gebroken. Om over haar liefdesverdriet heen te komen bestelt ze online een mysterieus pillen- en poederpakket.
‘Zie me. Dat is alles waar ik naar snakte, dat jij me zou zien’, zo smeekt de naamloze hoofdpersoon – ze zegt het tegen het papier, omdat de geliefde nu afwezig is. De novelle Ik wil geen hond zijn maakt aanvankelijk vooral de indruk een memoir te zijn, waarin de naamloze verteller haar liefdesverdriet in woorden vat.
Niet in heel bijzondere woorden. Bij het afscheid van de geliefde, het moment van de breuk, staat er bijvoorbeeld: ‘Je kust me, het proeft zout van de tranen. Niet nu je jas aantrekken, niet nu je hand om de klink leggen, niet nu de ene voet voor de andere.’ Je krijgt de indruk dat het vooral ongepolijst moet overkomen: alleen al dat ‘proeven’ waar een frik ‘smaken’ zou willen zien (iets smaakt, iemand proeft!). Fragmentarisch is het ook, zoals dat past bij de staat van gebrokenheid waarin de verlatene verkeert: korte hoofdstukjes, heen en weer springend tussen heden en herinnering, tussen banaal en dramatisch.
Wanneer, vraag je je wel af, gaat dit verhaal de particuliere observaties ontstijgen? En wanneer wordt dit verhaal meer dan what you see is what you get? Alma Mathijsen (1984) schrijft: ‘Ik stond huilend op de roltrap in het station, bovenaan stonden mijn vrienden te wachten om me mee te nemen naar de Efteling. Ik was jarig. Ik viel in hun armen op het perron, ze hielden me allemaal vast. Anders had ik mezelf op de grond laten vallen. Ze waren zo vreselijk lief en dat maakte alles nog erger.’ Ja, het is érg, maar ook flets – deze woorden engageren of activeren niet, want ze laten niets aan de verbeelding over.
Online pillen bestellen
Energie krijgt het verhaal pas halverwege, bij een cruciale plottwist – die aanvankelijk wel zó’n grote stijlbreuk is dat het is alsof de schrijver tot dan toe worstelde en nu plotsklaps het licht zag. De vertelster googlet ‘liefdesverdriet termineren’ en ‘transformatie’, ramt flink op haar toetsenbord en dan is er ineens een hondje dat ‘Klik hier’ zegt. Een paar dagen later is er een pakketje met pillen en capsules. Neemt ze die in, dan transformeert ze binnen de kortste keren in een hond, en kan ze in die gedaante terugkeren in het leven van haar ex-geliefde.
Een leuk idee – niet écht origineel (‘I wanna be your dog’, zongen The Stooges in 1969), maar te prijzen is het lef van Mathijsen om vanaf dat moment volledig het magisch-realisme te omarmen. De losse structuur verdwijnt, en er komen grappige scènes van: door de medicatie krijgt de vertelster ineens zin om in een park achter eenden aan te rennen. Droogjes staan er dan zinnen als: ‘Ik heb me zo glad als een dolfijn geschoren toen mijn vrienden langskwamen om afscheid te nemen.’ Maar Mathijsen spint die grappen en vervreemding flink uit, waardoor het idee aan kracht verliest en flauw wordt. Bovendien: vervreemding kun je slikken mits daar iets dwingends tegenover staat, een symbolische lading bijvoorbeeld, of minstens een gevoel dat wat de schrijver wilde zeggen alleen zó verteld had kunnen worden. Maar wat heeft deze novelle nou te vertellen over liefde(sverdriet)?
Degene die de titel las had al een vermoeden – en die ontknoping blijkt onvermijdelijk. Waaróm de hondengedaante geen geweldige uitkomst is, daarvoor biedt Mathijsen wel weer een verrassende, en een tikje schrijnende verklaring: liefde vergt meer dan nabijheid en genegenheid. In een puntiger, kort(er) verhaal was dat goed uit de verf gekomen, maar een hele novelle kan het niet dragen.
ISBN | 9789403176307 |
---|---|
Aantal pagina's | 96 |
Datum van verschijning | 20191112 |
NRC Recensie | 2 |
Breedte | 125 mm |
Hoogte | 205 mm |
Dikte | 16 mm |