Nachtouders
Je stelt je een gesprek tussen de schrijver en de redacteur van de uitgeverij voor, dat eindigt met een bevrijdende vondst van die laatste, die beiden verbluft, in zijn eenvoud: ‘Maar wat is nou jouw verhaal? Schrijf dát dan op!’
Misschien ontstond zo de nieuwe autobiografische roman van Saskia de Coster (1976), de eerste bij haar nieuwe uitgeverij Das Mag. Daar hebben ze een groot geloof in ‘autofictie’, althans: zo’n beetje de helft van wat ze uitgeven kun je ertoe rekenen. De boeken van Bregje Hofstede, Charlotte Mutsaers, Lize Spit en Marjolijn van Heemstra leunen op autobiografie, of zijn in elk geval sterk op persoonlijke geschiedenissen geïnspireerd.
Daar heb ik geen eenduidig oordeel over. De literatuur kent talloze alter ego’s van auteurs, uiteenlopend van zwaktebod tot meesterlijk spel: je vindt ze bij voorzichtige debutanten, bij Arie Storm en bij Ilja Leonard Pfeijffer. Bij Van Heemstra (En we noemen hem) leidde het tot een geweldig semi-fictief en heel authentiek werk, haar béste werk, waarin juist de toevoegingen van de romancier het verhaal optilden. Bij Mutsaers (Harnas van Hansaplast) trad het alter ego van de auteur zozeer op de voorgrond dat het interessantste verhaal van de roman – dat van haar verwaarloosde broer – wat ondersneeuwde. Het persoonlijke verhaal van de schrijver kán goede literatuur worden, als het oninteressante deel van de werkelijkheid maar weggesnoeid wordt. Als de schrijver, die componeert en wikt en weegt of de scènes betekenisvol zijn, maar voorrang krijgt.
‘Dit is mijn verhaal, maar het is, denk ik, ook het verhaal van iedere ouder die wel eens gewankeld heeft’, meldt Saskia de Coster achterop Nachtouders. Ze heeft een boek geschreven waarin een schrijfster genaamd Saskia worstelt met haar moederschap. Ze wordt de niet-biologische moeder van een zoon, gedragen door haar geliefde Juli. ‘In een relatie waar op natuurlijke wijze geen kind uit kan komen verwacht je dat de toekomstige ouders allebei hypergemotiveerd zijn’, schrijft ze, maar zo gaat het niet, Saskia heeft grote moeite zich te identificeren als moeder.
Hippiegemeenschap
Nachtouders heet een roman te zijn, maar leest meestentijds als een memoir met een heldere probleemstelling: de moederschapsworsteling. We lezen Saskia’s bespiegelingen en haar persoonlijke verslag van de reis die het jonge gezin maakt naar Alaska, maar eerst een paar dagen naar het Canadese eilandje waar peuter Saul wortelt. Donorvader Karl groeide er op, in een geïsoleerde hippiegemeenschap.
Die vorm – anekdotisch, dagboekachtig – is anders dan het werk van De Coster tot dusver, waar juist het verhalende, fictieve de overhand had, en waar ook altijd wel ergens een licht experimenteel of surrealistisch element opdook. Dat werkte vaak goed en soms niet zo, maar het was wél waardoor De Costers werk zich eigenzinnig onderscheidde.
Ook in Nachtouders zijn de punten waarop De Coster uit de geijkte vorm breekt het sterkst: wanneer ze een initiatieritueel op het eiland beschrijft in vrij vers, wanneer ze een herinnering aan een rechtszaak waarin Saskia ooit verzeild raakte (en dus ook Juli) beschrijft in een enkelvoudige wij-vorm (‘Wij had dit gedaan en wij zou dat eens gaan oplossen en wij loste het op’). Het mooist is nog wanneer het hippie-eiland Saskia zózeer benauwt dat ze zich in een horrorfilm waant, en wij met haar, ineens: ‘Ik neem het pad omlaag, waar de spreekkoren van vogels en takken in de bomen hangen.’
We zijn dan, op driekwart van het boek, nog steeds op dat eiland – met doorreizen heeft Juli geen haast, hier is het relaxed, want Karls moeder zorgt wel voor Saul. Saskia voelt zich ondertussen vastzitten. Ook in symbolische zin, want met haar worsteling schiet het niet op. Dat merk je ook aan de roman, waar weinig ontwikkeling in komt. Of misschien moet je zeggen: de ontwikkeling is wel erg subtiel.
Die subtiliteit is aan de ene kant positief: wanneer Saskia reflecteert op haar jeugd en moeder, betreedt ze niet het gebaande pad van trauma of hechtingsproblematiek, maar plaatst ze vraagtekens en toont ze nuances. De rol van haar homoseksualiteit in haar schroom over het moederschap pluist ze boeiend uit, ook zonder simpele verklaringen na te streven. Aan de andere kant maakt de subtiliteit de roman traag – je leest veel variaties op hetzelfde thema. Nog eens over de paniek die ze voelde toen Saul geboren werd, nog eens over haar schuldgevoel: het zou kunnen dat De Coster daar te dicht bij de autobiografie bleef. Wat niet meehelpt is dat de andere personages, de eilandbewoners en met name de stuurse en gesloten Karl, niet bijster veel reliëf krijgen, terwijl hun aandeel in het verhaal wel groeit. Dat Saskia uit haar impasse geraakt door de openbaring van een verzwegen eilandgeheim, voelt dan ook als een al te plompe constructie van de romanschrijver.
Brief aan Saul
Zo schippert Nachtouders tussen een tekort aan ontwikkeling en een teveel aan constructie – dat laatste toont zich ook in een brief gericht aan Saul aan het slot, die zijn emotionerende ambitie niet waarmaakt. Eerder bezweek een cruciaal moment al onder een potsierlijke metafoor: ‘En ik, ik voel me een drenkeling die vergeefs op een ijsberg wil klimmen om naar een continent van troost te varen.’
En dat terwijl De Coster veel waardevols te melden heeft. ‘Ik kan niet slapen, pieker en wroet. Angst is het spook dat ’s nachts van alle deuren de sleutel heeft’, dat is mooi gezegd. En knap schrijnend is het als Saskia haar moeder ‘HET’ komt vertellen – haar coming-out – terwijl moeder denkt dat ze een zwangerschap komt aankondigen. Oh, de teleurstelling! De traumatiserende schaamte!
Saskia’s moederschapsangst kiemt uit vele zaadjes – dat is wel het voornaamste dat je uit Nachtouders opsteekt. Maar hoe krijg je dat onontkoombaar in een boek?
Saskia en Juli gaan met hun zoontje van één jaar naar een Canadees hippie-eiland. Daar groeide Karl op, de biologische vader van het jongetje. Ze komen terecht in een wifiloze wereld waar de natuur de wetten dicteert en waar de eilandbewoners een pijnlijk geheim over Karl delen.
Voor Saskia komt alles onder spanning te staan: haar relatie met Juli, haar vriendschap met Karl, haar schrijverschap. Is ze wel een echte moeder, als niet-biologische ouder? En kun je dat leren, een ouder worden? Hoe moet ze zich verhouden tot haar zoon, haar bloedeigen niet bloedeigen zoon?
Saskia de Coster (1976) is auteur van een eigenzinnig oeuvre. Haar werk werd in meer dan tien talen vertaald.
ISBN | 9789492478672 |
---|---|
Aantal pagina's | 427 |
Datum van verschijning | 20190125 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 127 mm |
Hoogte | 200 mm |
Dikte | 35 mm |