Hannah is restaurator in het Rijksmuseum. Per toeval stuit ze op het werk van een blind geworden Friese dichter. Net als Blindman is zij opgegroeid tussen akkers en dieren en in zijn poëzie vindt ze haar eigen jeugd terug.
Als restaurator voelt ze een sterke verwantschap met zijn manier van werken. Waar zij schilderijen van lagen troebel vernis ontdoet om daaronder details en kleuren opnieuw tevoorschijn te halen, graaft Blindman door decennia van duisternis heen, terug naar de beelden uit zijn jeugd, toen hij nog wel kon zien. Ze besluit hem achterna te reizen naar het Waddeneiland waar hij iedere zomer kampeert. In intieme gesprekken verkennen ze de werking van het geheugen en de verbeelding. Maar bovenal leert Blindman Hannah weer een zinnelijk mens te worden, op het eiland van helmgras, vogels en samen zwemmend in zee.