Vaderliefde
P.F. Thomése In zijn nieuwe boek wekt Thomése zijn vader tot leven. Die blijkt veel van de schrijver Thomése te hebben: meticuleus documentalist met een romantische inborst.
Net lijkt P.F. Thomése in zijn boek Vaderliefde vrede te hebben met de bedenkelijke houding van zijn vader tijdens de Tweede Wereldoorlog, of de boel wordt finaal op z’n kop gezet.
Eerst was er de ‘loyaliteitsverklaring’, die studenten in 1943 op bevel van de bezetter moesten ondertekenen. Voor de oude Thomése was het niet de principekwestie die het voor zijn medestudenten was. Een weigering vond hij betekenisloos, hij accepteerde het gezag van de Duitsers immers niet, dus wat maakte het uit. Tekende hij, kon hij doorstuderen. De zoon gispt: ‘De stelling die hij, morele Mohikaan, innam, was al bij voorbaat verloren. Nuances, lieve papa, zijn meer iets voor vredestijd.’
Nog geen tien bladzijden later vindt hij ‘twee getypte velletjes’, die een minder gevoeglijk beeld van vaders oorlogsverleden geven. Het verwart de schrijver. ‘Ondergronds verzet, deportatie. Nooit iets over gehoord. Terwijl hij zo graag over vroeger vertelde.’ Maar de verteller is dood. De schrijver kan als enige dit verhaal nog tot leven wekken, ‘waarin ik hem opnieuw zal moeten zien te verzinnen – en hij iemand zal moeten zijn die hij in mijn herinnering nooit is geweest’.
Dat moment toont het pregnantst de drijfveer achter Vaderliefde, dat de uitgever enigszins omzichtig als roman betitelt, maar met even goede argumenten een memoir, literaire non-fictie of een verhalenbundel kan heten. De schrijver zoekt in herinneringen, flarden en fragmenten naar wie zijn voorzaten eigenlijk waren. Hij ontleedt de mythe van de adellijke afstamming van de familie, ontdekt dat ‘het zo typische accent aigu’ in de naam Thomése op een soort invented tradition berust. Hij vindt verhalen, biografeert opa’s, overgrootmoeders en een charismatische verre oom en lardeert de boel rijkelijk met vrolijke wetenswaardigheden.
Van ganser harte oninteressant
Dat vertellen doet P.F. Thomése (1958) in de eerste plaats gloedvol: in precieuze zinnen, altijd verzorgde woorden, die soms sierlijk dansen van merkbaar schrijfplezier, en telkens keurig in het gelid gezet zijn. Dat wekt de suggestie van waarheid: precieze zinnen voelen waarachtig. En dat is verraderlijk – je concludeert soms dat net de passages die Thomése met zijn verbeelding invulde het levendigst zijn. Want dát hij de gaten zelf opvult, is geen geheim. Daar is hij romanschrijver voor: ‘Ouders worden geesteskinderen, door jouw kunst tot leven gewekt’, raadt hij zichzelf – of het hier fictie of non-fictie betreft, is eigenlijk niet zo interessant.
Of het lukt, daar gaat het om. Smakelijke verhalen zijn het, maar wanneer de verloren oorlogsgeschiedenis van vader opduikt, gaat het ook prikkelen. Dat deed het nog niet echt toen het over zijn moeder ging, die zo zwijgzaam en stijf was dat Thoméses poging tot psychologiseren uitdraait op een soort leegte – ze was na een rotjeugd van ganser harte oninteressant geworden. Dat levert een erg tragisch-mooie metafoor op: ‘Ze had geleerd haar kansen af te wachten, als een hond op de stoep voor de slagerij’, die toch ook onbevredigend is: was moeder zo simpel als een beest?
Over vader viel in elk geval meer te vertellen – misschien voelt de zoon al dat hij meer op hem lijkt dan op haar. Gaandeweg wordt ook de zoektocht van de schrijver het voornaamste verhaal in Vaderliefde. De lezing die het boek vermoedelijk het meeste recht doet is die van een soort autobiografie by proxy, waarin het eigenlijk draait om de verteller, de zoon. Dat komt deels doordat je het schrijven bijna ziet gebeuren, de gedachten ziet opdoemen. Schuldbewust noteert Thomése: ‘Ik vul hier mijn ouders’ geluk in, maar besef dat het de inkleuring is van een plaatje dat in feite grijs is.’ En waarom hij dat invult? ‘Ik wil ze ervoor behoeden mijn ouders te worden, een gezinsgevangenis te stichten en zich te ketenen aan allerlei voorschriften waarin ze onmogelijk werkelijk geloofd kunnen hebben.’
Zelf was hij recalcitrant, brak hij met de wensen van zijn ouders – hij werd schrijver, vrijheid najagend. Hoe verder Vaderliefde vordert, hoe meer je herkent van de schrijver P.F. Thomése, van nota bene de notoir veelzijdige en ongrijpbaar geachte Thomése. Het hoofdstuk over de verre oom in Amerika verraadt een hang naar rock-’n-roll-avonturen à la Jack Kerouac of Hunter S. Thompson: zowel de taal als het voorgestelde leven tintelt van vrijheidsverlangen. Even later gaat het over zijn liefde voor Rilke – waardoor je als oeuvrelezer gaat zien hoe de hardboiled J. Kessels-romans uit dezelfde bron konden opwellen als een klassiek-romantischer werk als De weldoener, of de historische portretten in zijn debuut Zuidland.
Maar bovenal ga je, eerder dan de schrijver zelf het door lijkt te hebben, de overeenkomsten tussen vader en zoon zien – onder je ogen, voelt het, vormt zich uit de verhalen over anderen de autobiografie van de schrijver. Vader was ‘meticuleus documentalist van zijn eigen leven’ (daar klinkt een echo van het verlangen om dit boek te schrijven), en koesterde zo een romantische inborst die geen vrijblijvende keuze was: ‘Zijn conservering van het verleden was voor hem geen nostalgie, maar noodzaak.’ En noodzaak wordt het voor P.F. Thomése ook merkbaar steeds meer. Met dat verschil dat door wat hij documenteert iets bloot komt te liggen, iets waarachtigs. Of iets, moet ik de romanschrijver nageven, dat volledig waarachtig voelt. Zo zegeviert de literatuur – als dát geen noodzaak is!
ISBN | 9789044642735 |
---|---|
Aantal pagina's | 240 |
Datum van verschijning | 20190919 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 134 mm |
Hoogte | 207 mm |
Dikte | 30 mm |