De ongekende felheid van Willem Frederik Hermans' roman Ik heb altijd gelijk strooide zijn tegenstanders zoveel zand in de ogen dat het op 20 maart 1952 tot een geruchtmakend proces kwam, dat Hermans won. Nu, zoveel jaar na dato, valt vooral het aanstekelijke plezier van de schrijver op, en de frappante actualiteit van zijn eigenlijke onderwerp: de onderbuikgevoelens van de hoofdpersoon.
In De God Denkbaar Denkbaar De God laat Hermans het fulmineren over aan de taal zelf, die in deze roman tegen het traditionele vertellen in opstand komt. De belangrijkste karakteristiek van dit boek is dat de inhoud ervan onmogelijk kan worden samengevat. Niettemin laat het zich lezen als een uiterst geestig, absurdistisch werk, in de traditie van Sterne's Tristam Shandy en Joyce's Finnegans Wake.
Na deze twee grote romans liet Hermans een verzameling burlesken het licht zien. Hij bediende zijn inmiddels aanzienlijk gegroeide lezerspubliek met drie vroege, korte romans die hij van de becommentariërende titel Drie melodrama's voorzag: Conserve, De leproos van Molokai en Hermans is hier geweest.
Volledige werken deel 2, het vierde deel dat in deze fraaie reeks verschijnt, biedt Hermans op zijn best: vlijmscherp, eigengereid, virtuoos en meeslepend.