Spijkerzwijgen
Sommige ouders scheiden met een ‘Paraplugesprek’, uit het handboek Gelukkig getrouwd, gelukkig gescheiden. Dan vertellen ze samen aan hun kinderen ‘dat ze het supergezellig vonden om een gezin te zijn, maar dat ze nu toch echt weer liever alleen zijn’.
Andere ouders gaan uit elkaar door hun kind een weekje weg te doen, bij opa op het platteland, want dan hebben zij even ‘tijd met elkaar om dingen op een rijtje te zetten’. Terwijl hun kind vindt dat zij de dingen al op een rijtje hééft: ‘Hier: 1. Je hebt een mama. 2. Je hebt een papa. 3. Je hebt mij. En die drie, die horen bij elkaar. Klaar.’
Het eerste ouderpaar (en trouwens ook dat ‘scheidingshandboek’) is bedacht door Anna Woltz voor haar nieuwe boek Gips, het tweede komt uit Spijkerzwijgen van Simon van der Geest. Toevallig: twee schrijvers uit de eredivisie van de jongste generatie kinderboekauteurs schrijven tegelijkertijd over scheidende ouders. Ze lieten er bovendien een vergelijkbaar type hoofdpersoon over aan het woord: Woltz’ Fitz en Van der Geests Vonkie zijn beiden meisjes van twaalf, koppig, mondig, eigenwijs. En ze laten het er niet bij zitten.
Natuurlijk: heel toevallig zijn die overeenkomsten niet. Over scheidingen zijn boekenkasten vol geschreven, want kinderboekenschrijvers trekken zich vaak de onmacht van kinderen aan, tegenover de almachtige volwassenen. Zoals Vonkie in Spijkerzwijgen op een gegeven moment mokt: ‘Alle grote mensen zijn hetzelfde. Ze zeggen niks, en als ze wel wat zeggen, zeggen ze nog steeds niks.’ Bovendien barst het in de jeugdliteratuur van de Vonkies en Fitzen – denk maar aan Guus Kuijers archetypen Polleke en Madelief.
Kenmerkend voor de nieuwe generatie, en voor Woltz en Van der Geest in het bijzonder, is dat ze zich voor de vorm van zo’n alledaags verhaal niet beperken tot realisme, zoals lang gebruikelijk was onder de meer ‘literaire’ jeugdboekenauteurs. Van der Geest en Woltz laten de echtscheiding wel het kader bepalen, maar laten hun hoofdpersonen vervolgens verzeild raken in een onalledaags avontuur. Dát is de benzine die het verhaal brandende houdt.
Ziekenhuissoap
Gips is de jeugdliteraire variant op de ziekenhuissoap. Het is kerstvakantie en het zusje van Fitz raakt bij een ongeluk haar vingertopje kwijt – Woltz’ ijselijke beschrijving bezorgt je meteen kippenvel. Zo komt het versplinterde gezin ineens weer samen rond het ziekenhuisbed. Een recept voor boeiende confrontaties en spanningen, maar aanvankelijk verleidt het ziekenhuis Fitz vooral tot observaties als: ‘De Spoedeisende Hulp begint niet met zo’n leuke winkelhal alsof je op een vliegveld bent.’ En haar aandacht gaat uit naar ‘een dokter met donkere krullen’ op wie haar gewonde zusje meteen verliefd wordt, en een jonge verpleegster die een oogje heeft op een dokter.
Voor je het weet is Fitz op safari door het ziekenhuis met twee jonge sidekicks, zoals die er ook waren in Woltz’ vorige jeugdroman Honderd uur nacht (2014). Met de stuurse knapperd Adam en de bijdehand-vrolijke Primula buitelen de gebeurtenissen over elkaar heen, het boek raast voort, is geen moment saai en ook allemaal nogal véél, maar het is óók in evenwicht.
Met de ervaring van negentien eerdere kinderboeken heeft Woltz de techniek ook echt wel in de vingers: ze verliest geen moment de controle over haar verhaal. En dat is een prestatie, door het constante afwisselen van actie en bezinning, van ernst en humor – er is ontzettend veel te lachen in Gips. Een dokter die na het opensnijden van een abces kijkt ‘alsof ze net een cadeautje heeft uitgepakt’, bijvoorbeeld.
De afwisseling is ook een waagstuk in Spijkerzwijgen, want een groot deel van Van der Geests boek speelt zich af in flashbacks van Vonkies opa. Die groeide op in een groot boerengezin en vertelt zijn nieuwsgierige kleindochter daar verhalen over – heerlijke avonturen. Vonkie voelt zelf dat er een spannend verhaal zit in het verzwegen zeer tussen opa (wiens bijnaam ‘Spijker’ luidt) en zijn broer: ooit bloedbroeders, nu gebrouilleerd.
Briljante scènes
In die verhalen zitten briljante scènes, filmisch verteld, beschreven in prachtige zinnen, authentiek Van der Geest. Zijn grote vertelplezier zit dáár, net als de ware ontwikkeling van de roman. Het verhaal van Vonkie voelt dan ook een beetje als het cement van dat alles, en dat heeft iets kunstmatigs. De ook al complexe constructie van Van der Geests Spinder (2012), bekroond met de Gouden Griffel, was natuurlijker en werkte daardoor beter.
Als geheel heeft Gips daarmee net iets meer te zeggen over die scheidende ouders dan Spijkerzwijgen – en over de liefde in het algemeen. Beide boeken hebben apotheoses met de dramatiek van een Hollywoodfilm, maar niet de eind-goed-al-goed-simpelheid. Zo had Fitz net haar vertrouwen in de liefde opgezegd en leerde ze in Gips dat je in de liefde nooit de garantie van eeuwige duur krijgt, maar dat dat ook niet uitmaakt.
Zo dwingt Van der Geest op veel momenten bewondering af, maar weet het verhaal van Woltz uiteindelijk toch meer te ontroeren: ook aan het einde weer kippenvel.
ISBN | 9789045116815 |
---|---|
Aantal pagina's | 232 |
Datum van verschijning | 20140916 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 144 mm |
Hoogte | 222 mm |
Dikte | 30 mm |