Theet 77
Het boek waarop niemand nog rekende: een Brusselmans die ergens over gáát
Herman Brusselmans Na handenvol inwisselbare boeken vol oeverloosheid en onzin is de nieuwe Brusselmans, Theet 77, eindelijk een verrassing: een goed boek, dat inzicht geeft in het waarom van dit schrijverschap.
Herman Brusselmans heeft een opmerkelijk en verrassend goed boek geschreven. Sterker nog: niet eerder bood hij zo’n inzichtelijke en daarmee sympathieke blik in zijn beweegredenen, in de raison d’être van zijn oeuvre. Daaraan is Theet 77, zijn zoveelentachtigste roman, warempel een waardevolle toevoeging – waarmee er weer iets nieuws over zijn schrijverschap te zeggen valt.
Dat mag wel in de krant, voor de verandering. De laatste jaren, waarin Brusselmans stug doorpubliceerde, belandde hij enigszins in de marge. Met reden: er was gaandeweg steeds minder over de boeken te zeggen zonder dat het uitliep op een herhaaloefening. De boeken waren een herhaaloefening: oeverloos en onzinnig getyp, dat nergens over ging en nergens heen ging. En dan zaten de mores van de tijd ook nog tegen: het werd steeds moeilijker om te lachen om alle seksisme, racisme, homofobie en algehele platheid, waar de romans voor zo’n groot deel uit bestonden. Natuurlijk: het ging eerder om stijl dan om inhoud – maar daarin wekte bijvoorbeeld de baksteendikke neppolemiek Geschiedenis van de moderne letterkunde (2021) ook nog een machteloze indruk. Brusselmans schimpte met de scherpte van een natte wind.
Benauwend boerenland
Wat bezielde hem nog, met dat jaarlijks voltikken van twee à drie inwisselbare boeken? Waar ging het in dit schrijverschap om? Om tergende oeverloosheid volhouden, net zolang tot niemand meer geïnteresseerd was en de literatuur naar de haaien was? Of was het, zoals de moegestreden lezer ging vermoeden, bezigheidstherapie die de schrijver van de straat hield?
Uit Theet 77, een gefictionaliseerde autobiografie, blijkt dat het vooral met zelfverwezenlijking te maken heeft – deze roman biedt zicht op de vorming van de mens Brusselmans en de wording van het schrijverschap: een portret van de artiest als jongeman. ‘Theet 77’ is het adres waar Herman Brusselmans (1957) opgroeide, in het Oost-Vlaamse dorp Hamme. Zijn vader was veehandelaar en opvliegerig, moeder bestierde een huiskamercafé en het gezin. Voor de jonge Herman is het een overzichtelijk thuis én een benauwend, achterlijk boerenland, waar levensvreugde zeer beperkt aanwezig is, en gevoelens van zinloosheid des te meer. Men leidt er levens waarin ambities gedoemd zijn gefnuikt te worden, waar dan weer nauwelijks iemand om maalt: de mensen willen en hoeven weinig, behalve wat simpel vermaak en een borrel. Het is een in boertigheid (en alcohol) gedrenkte troosteloosheid die een literatuurminnende buitenstaander kent van Dimitri Verhulsts De helaasheid der dingen (of van eerder werk van Brusselmans, waarover later meer).
Semi-intellectuele grapjes
‘De wereld is wreed, hou daar rekening mee’, toonzet zijn grootvader het leven, aan het begin van de roman. Even later: ‘Let maar op later, want zelfmoord zit in de familie.’ Het slaat de jonge Herman nog niet meteen uit het veld – want hij bezit een voorliefde voor drummen en een zeker talent voor voetbal (maar geen hang naar discipline) én de gave van het woord, waarmee hij de wereld naar zijn hand kan zetten. Dus, foetert zijn oma, ‘achter alles wat jij zegt zit iets verscholen, waarmee je zelfs je ouwe grootmoeder op het verkeerde been wil zetten!’ Ze waarschuwt: ‘Mensen zullen je wantrouwen. Ze zullen denken: hij zegt dit maar bedoelt dat.’ Herman beseft ook dat hij ‘niet per se zou geholpen worden door m’n praatjes, m’n ambities, en m’n zo prettig mogelijke uitvoering van de zinloosheid van het bestaan’.
Vandáár dus dat oeverloze gebabbel. Bij de dertienjarige Herman, nog enigszins onbedorven, zie je er ineens de noodzaak van in. Van zijn onzinnige kletspraatjes met buren en familieleden, zijn ironische geflirt met simpele meisjes, zijn semi-intellectuele grapjes die bij niemand weerklank vinden: ‘„Een rockband zonder bier is als een Israël zonder Gazastrook.” Deze verfijnde verwijzing naar de politiek-militaire situatie in het Midden-Oosten deed bij geen van hen drieën een lampje branden. Het waren nitwits.’ Hij is de eenzame slimmerik, die zich moet handhaven tussen de sullen. Als onverbeterlijke betweter en kletsmajoor kan hij zich onderscheiden. Met zijn woorden vormt hij zijn persoonlijkheid en creëert hij een harnas, want: ‘Ik wilde niet gemakkelijk te lezen zijn, ik wilde een enigma zijn, en ik wilde mensen laten denken: hoe zit dat in feite met die rare snijboon?’ Hij ontdekt: ongrijpbaar maakt onaantastbaar.
Het mooie en bijzondere van Theet 77 is dat die ongrijpbaarheid doorbroken wordt, dat je de jongen ziet die dat harnas optuigt, en dat Brusselmans zelfinzichten noteert die je in zijn ziel laten kijken, en achter de coulissen van het oeuvre. Want in zijn schrijverschap herken je nogal wat invloeden uit zijn jonge jaren. De jeugd duurde allejezus lang, er was niets te doen, dus het enige waarmee men zich onledig kón houden was geouwehoer, de enige manier om eraan te kúnnen ontkomen was fantaseren, of om het deftig te zeggen: fictionaliseren. Dat is Theet 77 dus: autobiografie, maar dan bij elkaar gefantaseerd en vol bravoure opgesmukt, op geheel eigen wijze.
Moreel kompas
Geen wonder dat uit zulke omstandigheden een schrijverschap voortkomt dat zich kenmerkt door oeverloosheid en onzin. En voor de platheid in Brusselmans’ werk, van de seks tot het n-woord, kun je op deze manier ook wat begrip opbrengen: kroegpraat, boertige, ploerterige omgangsvormen, dat was nu eenmaal de cultuur die hij meekreeg. Tamelijk geestig is daarbij hoe het morele kompas waarmee de jonge Herman behept schijnt te zijn (daar is de zelfmythologisering weer in volle gang), eerder van de wijs wordt gebracht dan zich ontwikkelt. In het knulletje leeft een emancipatoire strijdlust voor gelijke behandeling van vrouwen en homo’s, wat in Hamme op een weerbarstige praktijk stuit. Evenzeer is hij volgestopt met racistische clichés, die juist in goede aarde vallen – tot Herman het concept ‘fascist’ leert kennen, en het in slapstick eindigt.
Tot iets anders is hij niet in staat en vermakelijk is het, maar eerlijk is eerlijk: dat je ineens weer de existentiële noodzaak van Brusselmans’ oeuvre in zicht krijgt, betekent niet dat Theet 77 op zich echt een goede roman is. De oeverloze vorm mag conceptueel kloppen met de inhoud, oeverloos blijft het, en hetzelfde geldt voor de onzinnigheid en platheid. Stilistisch weten we wat we aan Brusselmans hebben: de stream-of-consciousness-passages (waarin we de angstige maalstroom van zijn binnenwereld in duiken) werken weliswaar voortreffelijk, maar bij het sterven van zijn moeder lezen we niet meer dan een sentimenteel cliché (‘Het verdriet dat ze al na één seconde naliet was niet te beschrijven’).
Toch niets nieuws dus? Je zou kunnen zeggen dat de autobiografie ook een herhaling is van wat al verspreid in Brusselmans’ eerdere werk vervat lag – van Ex-drummer (1994) tot Mogelijke memoires (2013). Dat kan waar zijn, maar is ook te streng: Theet 77 biedt een sublimatie, die van ontwapenend zelfinzicht getuigt. In die zin is dit de Brusselmans-roman waarop we eigenlijk niet meer gerekend hadden.
21-10-2022 Thomas de Veen
Na meer dan tachtig zowel bejubelde als verguisde boeken vindt Brusselmans het hoog tijd worden om de lang in z’n hoofd verwijlende roman Theet 77 te schrijven. Hij kijkt achterom naar een jeugd die hem gevormd heeft, en die reeds vroeg het schrijverschap in zich draagt, en in de steeds sneller elkaar opvolgende jaren zijn de invloed van en de gedachten aan Theet 77 nooit ver weg. De volwassene blikt terug, leeft ondertussen z’n leven als auteur, minnaar, vriend, en ex-Theetenaar, en op het geschikte moment komt eindelijk de eerste zin van Theet 77 op papier.
Brusselmans evoceert wat reilt en zeilt om en rond deze plaats, en geeft hoofdrollen aan de gezinsleden en bijrollen aan verschillende mensen, dieren, dingen en gebeurtenissen. Het is een feest voor de lezer, vol herkenning, heimwee en herinneringen aan wat geweest is en dankzij het geheugen en de fantasie zal blijven bestaan. Theet 77 is grootse literatuur.
Herman Brusselmans werd geboren te Hamme op 9 oktober 1957. Na veel vijven en zessen groeide hij uit tot misschien wel een heel belangrijk auteur. De schrijver is bescheiden, beleefd en vriendelijk. Vele fans zijn hem daar dankbaar voor, en ook voor z’n meer dan 85 boeken, die de literatuur steeds weer op stelten zetten.
ISBN | 9789044652864 |
---|---|
Aantal pagina's | 424 |
Datum van verschijning | 20221019 |
NRC Recensie | 4 |
Breedte | 139 mm |
Hoogte | 214 mm |
Dikte | 34 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres