Wolkenstad
De enorme reikwijdte van Anthony Doerr suggereert diepgang, maar dat maakt van zijn roman nog geen geheel
Anthony Doerr Zijn nieuwe roman is een bevlogen pleidooi voor alles wat met boeken en bibliotheken te maken heeft. Als geen ander laat de Amerikaan Doerr het belang ervan voor de beschaving zien.
Een roman waarin vijf hoofdpersonen figureren, die drie continenten bestrijkt plus de ruimte, en zich afspeelt gedurende zes eeuwen, de nabije toekomst inbegrepen: dat vereist een meer dan vaardige auteur en een thematische overkapping die al deze happen in tijd en ruimte geloofwaardig moet houden.
De Amerikaan Anthony Doerr is weliswaar zo’n auteur – zijn vorige roman Als je het licht niet kunt zien werd met een Pulitzer bekroond en ook dit boek is genomineerd voor een National Book Award. En de thematische overkapping geeft hij zelf prijs in zijn nawoord: ‘Dit boek [is] bedoeld als een lofzang op boeken.’ Of dat genoeg is om een lezer die niet voorzien is van voldoende Sitzfleisch en Ausdauer te blijven boeien is de vraag; maar degenen die deze eigenschappen in voldoende mate bezitten zullen uiteindelijk beloond worden. Wolkenstad is een over-ambitieuze, maar ook een bevlogen en hier en daar prachtig getoonzet pleidooi voor het geschreven woord en het belang ervan voor de (en in dit geval onze) beschaving.
Die hoofdpersonen zijn, niet in volgorde van opkomst, maar gerekend naar de tijd waarin ze figureren, allereerst twee jonge mensen die zich, in het midden van de vijftiende eeuw, aan weerszijden bevinden van de stadsmuren van Constantinopel. De stad wordt belegerd door de Osmaanse troepen, onder wie zich Omeir bevindt, met zijn twee ossen tegen wil en dank ingelijfd. Maar geheel onvrijwillig is dat ook weer niet: Omeir is op de Balkan geboren met een hazenlip, dus kan hij alleen maar een duivel zijn en hij is met zijn moeder en grootvader uit zijn geboortedorp verdreven. Binnen de belegerde stad werkt het weesmeisje Anna als naaister om haar zieke zuster Maria in leven te houden.
Toneelstuk
In het heden en recente verleden treffen we Zeno Ninis, die we allereerst zien als een bejaarde man die in een bibliotheek in het Amerikaanse Idaho een toneelstuk instudeert met vijf leerlingen, een stuk dat hij zelf geschreven heeft op basis van een oud-Grieks manuscript. Zeno zien we ook terug in een veel jongere gedaante, namelijk als krijgsgevangene tijdens de Koreaanse oorlog waar hij Rex ontmoet, een Britse lotgenoot die behalve homo-erotische gevoelens ook een nieuwsgierigheid naar verdwenen teksten in hem oproept. ‘Neem alleen de tragedies al. We weten dat er daar minstens duizend van zijn geschreven en opgevoerd in Griekse theaters in de vijfde eeuw voor Christus. Weet je hoeveel we er nog hebben? Tweeëndertig. Zeven van de eenentachtig van Aeschylus. Zeven van de honderddrieëntwintig van Sophocles. Aristophanes schreef veertig komedies, voor zover we weten – wij hebben er nog elf, niet allemaal compleet.’
Terug naar hedendaags Idaho. Een straat verderop van genoemde bibliotheek woont Seymour, een wat getroebleerde, autistische loner die radicaliseert tot eco-terrorist wanneer de bossen rondom hem verdwijnen en daarmee ook de habitat van zijn enige kameraad, de uil Trouwvriend.
En dan is er nog Konstance, die in het toekomstige ‘Missiejaar’ 65 in het ruimteschip Argos met een snelheid van acht miljoen kilometer per uur naar Beta Oph2 op weg is, als een van de fortuinlijke vijfentachtig mensen die aan de verwoeste planeet aarde zijn ontsnapt. Of is dat wel zo? Het voedsel wordt er geprint en Sybil, ‘een machine gevormd door triljarden gouden draden, niet dikker dan een mensenhaar’ ziet op alles toe, corrigeert en waarschuwt.
Oud-Grieks manuscript
Maar het werkelijke hoofdpersonage, is een (door de auteur verzonnen en in korte hoofdstukken door het boek gestrooid) oud-Grieks manuscript geschreven door Antonius Diogenes waarvan de lotgevallen de draad vormen die de uiteenlopende personages met elkaar moeten verbinden. Anna ontdekt het manuscript in een klooster in het belegerde Constantinopel en via omzwervingen belandt het uiteindelijk in de bibliotheek van het Vaticaan en dankzij de moderne technieken vervolgens in de computer van Zeno die het vertaalt en ook in ruimteschip Argos, dat immers behalve veel anders ook alle kennis op alle gebieden van de aardse beschaving in zich meedraagt.
De in het heden en verleden spelende hoofdstukken zouden elk op zichzelf boeiende korte romans kunnen zijn. Doerr schrijft beeldend, in overzichtelijk korte hoofdstukken, maar juist die versplintering in tijd en ruimte doen het boek niet altijd goed. Het lijkt er op of de auteur dan het effect van de enorme afstanden in tijd en ruimte ook in zoveel mogelijk woorden wenst te onderstrepen. Dat geldt vooral voor de eindeloze tocht van de naar Constantinopel oprukkende troepen met Omeir in hun midden, en voor de al even (te) minutieus beschreven omzwervingen van Seymour tot aan het (op een van de eerste pagina’s al onthulde) moment dat hij zijn bom tot ontploffing brengt. Dat Doerr ook binnen die verschillende verhalen wild heen en weer gaat in de chronologie wil daarbij niet helpen.
Sciencefiction
Ernstiger wordt dat laatste in de delen van het verhaal die in de toekomst spelen. Dystopische fictie, en sciencefiction in het algemeen, vereist bij veel lezers die niet bovenmatig in dit genre zijn geïnteresseerd nogal wat inlevingsvermogen, en wie dat niet voorradig heeft zal bij deze hoofdstukken vele bladzijden gretig overslaan; maar gezegd moet worden dat de auteur een uiterst verrassende wending voor hen in petto heeft.
Daar staan sterke delen tegenover: de passages waarin Zeno zijn oude strijdmakker Rex komt opzoeken in Londen, en die waarin het lot Omeir en Anna bij elkaar brengt en hen als paar het manuscript laat redden. En de gruwelen die zich afspelen tijdens de belegering van Constantinopel zijn ook gruwelijk mooi beschreven.
Pleidooien voor het belang van de overdracht van het geschreven woord zijn talrijk, in het recente verleden door zo verschillende auteurs gehouden als de Spaanse classica Irene Vallejo (Papyrus) en Ray Bradbury (Fahrenheit 451). Doerr, die zijn boek opdraagt aan ‘de bibliothecarissen van toen, van nu en van alle jaren die nog komen gaan’, doet een bewonderenswaardige poging zijn pleidooi, zijn lofzang literaire vorm te geven.
De enorme reikwijdte suggereert een dito diepgang, maar met al zijn overdaad lukt het de auteur weliswaar zijn lofzang overtuigend te laten klinken, maar niet de verhalen tot een roman, een geheel te maken.
17-12-2021 Jan Donkers
Wolkenstad is een betoverende roman over de kracht van boeken, een lofzang op het menselijk vermogen om generatie op generatie verhalen over te dragen.
Vijf buitenbeentjes proberen de wereld rondom hen te begrijpen. In Constantinopel in 1453, in een bibliotheek in het huidige Idaho en op een interstellair schip in de verre toekomst jagen ze ieder hun dromen na terwijl ze vechten om te overleven.
Anna, Omeir, Seymour, Zeno en Konstance worden verbonden door één gehavend exemplaar van een tweeduizend jaar oude Griekse tekst - het eeuwenoude verhaal van Aethon, die ernaar verlangt om in een vogel te veranderen en naar een utopisch paradijs te vliegen.
Doerr heeft een werk gecreëerd dat onze onderlinge verbondenheid weerspiegelt - met andere volkeren en met elkaar, met degenen die voor ons leefden en degenen die hier zullen zijn nadat wij verdwenen zijn.
ISBN | 9789044362251 |
---|---|
Aantal pagina's | 640 |
Datum van verschijning | 20211005 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 155 mm |
Hoogte | 228 mm |
Dikte | 53 mm |
Je bent al ingeschreven met dit
e-mailadres