De Burgerbaron
In de nacht van 25 op 26 september 1781 werden op straathoeken in de grotere steden van de Nederlandse Republiek stapels neergelegd van een anoniem pamflet getiteld Aan het volk van Nederland. Het presenteerde de Nederlandse geschiedenis als een samenzwering van de Oranje-stadhouders om de macht aan zich te trekken en een monarchale positie te verwerven. Dit vlammende pamflet, het beroemdste uit de vaderlandse geschiedenis, was geschreven door de Gelders-Overijsselse baron Joan Derk van der Capellen tot den Pol, maar dat zou pas een eeuw later algemeen bekend worden. Sindsdien geldt hij als aanjager van de laat-achttiende-eeuwse patriottenbeweging en grondlegger van de Nederlandse democratie.
Wat voegt Luc Panhuysen in De burgerbaron toe aan het vele dat al over Van der Capellen is geschreven? De baron is op allerlei manieren getypeerd. Jan Romein zag hem als ‘tribuun der burgerij’. Ook is hij de ‘wekker van de Nederlandse natie’ genoemd, grondlegger van natiebesef en nationalisme in de particularistische Republiek. Zelf beschouwde hij zich als een Geboren Regent, die niet alleen de stadhouder maar ook zijn mederegenten de maat mocht nemen.
Panhuysen demonstreert hoe Van der Capellen tot het politieke programma van Aan het volk van Nederland is gekomen door zich jarenlang vast te bijten in de ingewikkelde staatsinstellingen van de Republiek. Intussen werkte hij aan een politieke carrière door eerst vergeefs toelating te zoeken tot de ridderschap van Zutphen en vervolgens met succes die van Overijssel, het gewest van zijn vrouw Hillegonda Bentinck. Pikant genoeg gaf Willem V bij die toelating het beslissende zetje. Later besefte de stadhouder maar al te goed dat hij hiermee het paard van Troje had binnengehaald. Van enige dankbaarheid bij Van der Capellen was geen sprake.
In zijn maidenspeech uit 1773 maakte hij het, nota bene in aanwezigheid van Willem V zelf, zeer bont door in de buitenlandse politiek een standpunt te vertolken tegenovergesteld aan dat van de stadhouder. Ongewoon voor een landedelman bepleitte hij versterking van de vloot en niet van het leger. Daarmee zat hij juist op de lijn van Holland en Amsterdam. Je kunt ook zeggen dat hij daarmee niet provinciaal-particularistisch maar inderdaad modern nationaal redeneerde.
Vijf jaar later zette hij de aanval in op de zogenaamde drostendiensten in Overijssel, een feodaal relict dat de verplichting inhield voor boeren om twee dagen per jaar op afroep hand- en spandiensten te verrichten voor de gewestelijke drosten. Hij noemde de Twentse boeren toen zelfs slaven zoals de Amerikaanse negerslaven. Daarmee maakte hij de sluwe drost van Twente, Sigismund graaf van Heiden Hompesch, tot zijn aartsvijand. Spittend in de bronnen ontdekte hij dat de drostendiensten al in 1631 waren afgeschaft.
Natuurrecht
Tegelijkertijd redeneerde Van der Capellen ook natuurrechtelijk, geïnspireerd door moderne verlichte ideeën, die hij niet uit Frankrijk haalde maar uit Engeland en Amerika. Van der Capellens dwarse karakter vertaalde zich in een tactiek van oppositie voeren en het opzoeken van de controverse. Daarbij beging hij volgens zijn mederegenten een doodzonde door niet zoals gebruikelijk politiek te bedrijven in de binnenkamer maar juist de openbaarheid te zoeken. Hij vond dat het volk geïnformeerd moest worden over zijn rechten. In één notoir geval lag een rede van hem in al in de boekwinkel voor die op de Landdag was uitgesproken. Dat kostte hem zijn zetel in de ridderschap en was het begin van een jarenlange strijd voor readmissie. Zijn mederegenten zagen hem inmiddels als een opruier en een volksverleider.
Van der Capellen werd gefascineerd door de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd, correspondeerde met Amerikaanse revolutionairen en bewonderde Jeffersons Declaration of Independence. Diens pursuit of happiness vertaalde hij in een nog pregnanter Recht op Geluk. Aan het volk van Nederland portretteerde de Oranje-stadhouders als de bron van alle verval waarmee de Republiek in de late achttiende eeuw te kampen had. Het volk kreeg een lesje staatsinrichting: ‘Het land behoort aan u allen met elkaar, en niet aan de Prins met zijn groten alleen…’ Ik zal, zo beloofde de baron, ‘onze teergeliefde [Willem V] eens naakt uitkleden en hem met dat mes in de buik laten zitten’.
Panhuysen geeft van deze verwikkelingen een degelijk overzicht, gebaseerd op Van der Capellens deducties en memories en op zijn in 1879 uitgegeven briefwisseling. Een biografie is het boek niet. Wie allereerst geïnteresseerd is in het kleurrijke leven van de baron kan beter te rade gaan bij Hella Haasse’s Schaduwbeeld of Het geheim van Appeltern uit 1989, ‘geen roman’ zoals zijzelf expliciet zegt, waarin de vele hiaten in het levensverhaal knap zijn ingevuld. Op grond van wat Van der Capellen zelf schrijft over zijn zenuwzwakte heeft een eerdere biograaf Murk de Jong Hzn. hem wat overtrokken een gespleten, schizofrene persoonlijkheid genoemd. Op haar beurt heeft Hella Haasse de neiging de tegenstrijdigheiden in zijn karakter en persoonlijkheid wat teveel glad te strijken.
Actief burgerschap
Hier en daar had Panhuysen wel wat dieper mogen graven. Hij laat nauwelijks zien dat Van der Capellens denkbeelden naadloos passen in het toentertijd sterk oplevende klassieke republicanisme, gericht op deugd en burgerparticipatie. Juist dat verklaart zijn klemmende pleidooi voor actief burgerschap, burgercomités naast de vroedschap, en burgerwapening in exercitiegenootschappen en vrijkorpsen.
Hij herhaalt ook klakkeloos het oude cliché dat vrijwel niemand in zijn tijd wist dat Van der Capellen Aan het volk van Nederland had geschreven. Er zijn in de contemporaine publicistiek echter tal van aanwijzingen die Van der Capellen in verband brengen met het pamflet. Panhuysen wijdt ook geen woord aan de succesvolle geldinzameling voor een aan hem gewijde beeldengroep door de Italiaanse beeldhouwer Giuseppe Ceracchi, die als gevolg van de Oranjerestauratie lange tijd vergeten bleef staan in de Villa Borghese in Rome. Maar nog in 2010 leek er een goede kans dat dit monument gerepatrieerd kon worden naar de Grote Kerk in Zwolle waarvoor het bestemd was.
De verdienste van Panhuysens boek is dat hij Van der Capellen uitdrukkelijk schetst als man van de late achttiende eeuw en niet anachronistisch op de zaken vooruitloopt door hem te zien als een moderne democraat.
26 september 1781. Inwoners van de Republiek zijn in rep en roer. Die nacht is het pamflet Aan het volk van Nederland verspreid: een aanklacht tegen de schrijnende ongelijkheid, voortwoekerende corruptie en ondemocratische macht van de Oranjes. Het schotschrift is de aanstoot tot de Patriottenstrijd, die nog altijd als beginpunt van onze huidige democratie gezien kan worden. Pas een ruime eeuw later wordt duidelijk wie de auteur van het explosieve pamflet was: Joan Derk van der Capellen.
In De Burgerbaron vertelt Luc Panhuysen het opzienbarende en vaak vergeten verhaal van de Overijsselse edelman. Hij neemt de lezer mee naar een tijd waarin het volk ver buiten de politiek werd gehouden, regenten zich in achterkamertjes verschansten en conflicten niet zelden in de doofpot belandden. Zoals alleen hij dat kan, wekt Panhuysen Joan Derk tot leven en laat hij zien hoe één man de geschiedenis eigenhandig een democratischere kant op stuurde.
ISBN | 9789045051161 |
---|---|
Aantal pagina's | 160 |
Datum van verschijning | 20241029 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 142 mm |
Hoogte | 217 mm |
Dikte | 25 mm |