De lange adem van bomen
Kunnen de bomen ons redden van de klimaatramp?
Ecologie Kunnen bomen de klimaatverandering keren? Drie recente boeken gaan in op die cruciale vraag. ‘Bomen vormen de laatste strohalm in de klimaatcrisis.’
Het meest noordelijke bos ter wereld bereik je niet zomaar. De Britse schrijver Ben Rawlence kwam er na een dagenlange tocht met een buitenmodel terreinwagen met enorme banden. Wegen zijn er in deze streken in Siberië niet, het gevaarte rijdt over ijs en permafrost. Eenmaal bij Ary Mas (Boom-eiland) aangekomen ziet Rawlence de lariksen staan, hun naalden bevroren. Het is een wonder dat ze hier kunnen overleven.
De tocht naar Ary Mas is een van de expedities die Rawlence ondernam om voor zijn boek De boomgrens het noordelijke (in het jargon: boreale) bos in kaart te brengen en daar de effecten van klimaatverandering te onderzoeken. Hij zwemt in een loch in Schotland, zoekt de rendieren van de Sami in Noorwegen, interviewt wetenschappers in Krasnojarsk, verdiept zich in de geschiedenis van de opwarming van Alaska, vaart de rivier op in Canada en plant bomen in Groenland. Zo volgt hij de noordelijke boomgrens die op sommige plekken met honderden meters per jaar opschuift.
Het belang van dit gebied is moeilijk te overschatten. Het noordelijke bos is het op een na grootste ecosysteem ter wereld, schrijft Rawlence. Alleen de oceanen zijn groter. En dit woud, niet de zo vaak besproken Amazone, is de long van de wereld.
In ieder gebied staat een boomsoort centraal die goed is opgewassen tegen de omstandigheden. De veerkrachtige grove den in Schotland, de snelgroeiende berk in Noorwegen, de onverwoestbare lariks in Siberië, de flexibele witte en zwarte spar in Alaska, de heilzame balsempopulier in Canada en de bescheiden lijsterbes in Groenland. Rawlence vertelt veel over de gebieden waarin ze leven en weet heel mooi de sfeer van de bossen over te brengen.
Ontdooien van permafrost
Naast bomen en bossen zijn bijzondere mensen de hoofdpersonen in De boomgrens. Juist die combinatie maakt het lezen van dit boek heel aantrekkelijk. Rawlence gaat bij twee groepen te rade die bijzondere kennis bezitten: wetenschappers en oorspronkelijke bewoners. Hij spreekt bijvoorbeeld Nikita Zimov, die een onderzoekscentrum in Rusland leidt. Het gesprek (vanwege coronabeperkingen via een videoverbinding) gaat vooral over Nikita’s vader Sergej, ook een wetenschapper, die het ontdooien van de permafrost en het vrijkomen van de daarin opgeslagen voorraden methaan en koolstof als een van de eersten als groot gevaar beschreef. Dat zal volgens Sergej leiden tot de ineenstorting van de menselijke beschaving. ‘Hij hoopt dat het zo snel mogelijk gebeurt, om zijn hypothese te bewijzen. Hij is een wetenschapper!’, zegt Nikita. Maar we moeten niet denken dat de Zimovs cynisch zijn, schrijft Rawlence. Ze zijn ook bezig met initiatieven om de opwarming tegen te gaan.
Rawlence citeert ook de ‘zachtaardige en bedachtzame’ Nederlandse aardwetenschapper Ko van Huissteden: ‘Het grote publiek denkt nog steeds dat de klimaatverandering geleidelijk zal verlopen. Zij beseffen niet dat het een abrupt proces zal zijn en wat dat betekent in termen van klimaatrampen en het lijden van hun kinderen.’ Tegenover deze alarmerende geluiden van de wetenschappers staan de meer hoopgevende verhalen van de oorspronkelijke bewoners van de toendra en taiga. Zoals Sophia Rabliauskas in Canada, die ‘genezingskampen’ heeft opgezet in het noorden van het land. Daar kunnen de leden van de oorspronkelijke bevolkingsgroep Anishinaabe terugkeren naar hun voorouderlijk gebied en hun tradities. Ook hier dringt de moderne tijd door, met computerspelletjes en blikjes cola light.
In veel gebieden in het noorden rukken de bomen op. Dat klinkt goed, maar Rawlence legt uit dat dit juist tot meer opwarming kan leiden. Onder bomen is het warmer, waardoor er meer permafrost ontdooit, waardoor meer broeikasgassen vrijkomen en zo verder in een steeds sneller draaiende spiraal. ‘Bomen bieden niet langer troost, ze waarschuwen ons’, schrijft hij.
Ook de bekende Duitse boswachter Peter Wohlleben heeft zich over het verband tussen bomen en klimaatverandering gebogen. Zijn opvatting is eenduidiger: plant bomen en laat ze staan! Dat is de beste manier om broeikasgassen op te nemen. Wohlleben is eigenlijk tegen het gebruik van hout, dat gaat gemiddeld maar 33 jaar mee, en pleit voor een belasting op hout, net zoals op CO2 uit andere bronnen. Zelfs bij het gebruik van wc-papier zet hij een vraagteken.
Net als in zijn eerdere boeken laat hij in De lange adem van bomen zijn hoofdpersonen, de bomen, bijna als mensen optreden. Ze hebben honger, zijn bang of in verwarring, trekken aan de noodrem en geven wijsheid door. Deze manier van uitleggen spreekt aan, gezien het succes van zijn boeken. Maar de toon is soms wat belerend en zijn boodschap blijft in zijn boeken hetzelfde, al lijkt hij de laatste jaren feller en activistischer te worden, zo was ook in de documentaire over hem te zien.
In dit boek vertelt hij hoe hij sociale media heeft gebruikt om de kap rond de Heilige Hallen, een reservaat met de oudste beuken van Duitsland, te verhinderen. Met succes. ‘Iedere click telt’, zo spoort hij de lezers aan om mee te helpen. Wohlleben vertelt ook dat hij sinds drie jaar geen vlees meer eet. Het verband met bossen legt hij helder uit. Voor veevoer is veel landbouwgrond nodig, en het kappen van bossen daarvoor veroorzaakt veel uitstoot van broeikasgassen. Een meer plantaardig dieet schept ruimte voor bossen, niet alleen in Europa maar ook daarbuiten.
Onvermoede eigenschappen
Net als Wohlleben wijst de Italiaanse bioloog Stefano Mancuso in zijn boek Bomen van de wereld op het enorme oppervlak dat nodig is voor de veehouderij. Mancuso’s nieuwe boek is geen catalogus van bomen, wat je op basis van de titel zou verwachten, maar bestaat uit acht los van elkaar staande hoofdstukken, die lang niet alleen over bomen gaan, maar ook over bijvoorbeeld een fanatieke boekenverzamelaar en het forensisch gebruik van hout. Wel komt hij, net als in eerdere boeken, steeds terug op het belang en de onvermoede eigenschappen van planten. Hij doet dat in levendige, zelfs filmische beschrijvingen, maar soms gaat de anekdote wel overheersen.
Gelukkig is dat in het hoofdstuk over klimaat niet zo. Om CO2 op te vangen is het planten van duizend miljard bomen het meest efficiënt, zegt Mancuso. Volgens hem is daar ruimte voor. Het liefst komen ze in steden, want die worden het heetst en kunnen onleefbaar worden. Elk mogelijk oppervlak van die steenklompen zou bedekt moeten worden met planten. Zo zouden de bomen ‘ons’ kunnen redden, zoals de ondertitel van het boek van Peter Wohlleben het ook verwoordt.
Uiteindelijk lijken de bomen de laatste strohalm in de klimaatcrisis. Maar of ze snel genoeg en op de juiste plekken groeien om de uit het noorden komende klimaatexplosie te voorkomen, blijft de grote vraag.
Desondanks kunnen deze boeken het ontzag en bewondering voor bomen en bossen vergroten. We leven immers op ‘de planeet van de planten’, zoals Mancuso schrijft, en dat is een wereld waarvan we lang niet alles weten. Het belang van die plantenwereld niet zien of die verwaarlozen, is een van de grootste bedreigingen voor onze soort, stelt hij. Ieder van de auteurs laat onbekende en soms onvermoede kanten van de wisselwerking tussen bomen, mensen en klimaat zien. Geruststellend is het lang niet allemaal, maar ze tonen ook hun vertrouwen in de natuur. Wohlleben hoopt dat er op natuurlijke wijze nieuwe oerbossen ontstaan, aangeplant door gaaien en kraaien die eikels en beukennoten verstoppen. Rawlence vertelt aan het einde van zijn boek dat hij betrokken is bij de oprichting van een nieuwe school in Wales, het Black Mountains College, ‘waarin de natuur zelf het klaslokaal is’. Er wordt buiten les gegeven, ecologische principes staan voorop. We zullen weer terug naar het bos moeten, schrijft hij, het bos waarmee de mensen sinds de laatste ijstijd hebben samengeleefd, dat ze hebben gevormd en dat de mensen heeft gevormd. ‘We zullen altijd boswezens blijven.’
01-07-2022 Addie Schulte
Maar wat gaat er eigenlijk dood?
En vooral: waaraan?
Peter Wohlleben beschrijft op indrukwekkende wijze hoe de natuur zichzelf kan reguleren en helen, als we haar maar met rust laten. Bomen kunnen zich namelijk niet alleen aanpassen aan hun omgeving, maar geven ervaringen met veranderde milieuomstandigheden door aan hun nageslacht – en niet alleen eeuwenoude kennis, ook kennis die net is opgedaan. Door veranderingen van het DNA van de zaden kunnen bomen hun kinderen ‘opvoeden’ en perfect voorbereiden op de nieuwe klimatologische omstandigheden.
Hun verbazingwekkende aanpassingsvermogen kent echter zijn grenzen. Juist nu hebben loofbomen een intacte gemeenschap nodig om elkaar over en weer te steunen, door verdamping af te koelen en zelfs regenwolken te produceren; allemaal vermogens die door intensieve houtkap verloren gaan. En niet-inheemse naaldbomen hebben hier door de toenemende droogte en hitte helemaal geen toekomst meer.
Onverbiddelijk laat Peter Wohlleben zien dat de boslobby, politiek en bosbouw meedogenloos blijven ingaan tegen de wijsheid van de natuur en dat de peilsnelle ontwikkeling geen verdere fouten toelaat. Wanneer wij de basis voor ons eigen bestaan onverstoorbaar blijven vernietigen, rooien de bomen het op een gegeven moment prima zonder ons, maar wij kunnen niet zonder de bomen. De bossen kunnen ons klimaat redden… mits we niet tot het einde aan de tak blijven zagen waar we zelf op zitten.
Met een nawoord van prof. dr. Pierre Ibisch
ISBN | 9789400514874 |
---|---|
Aantal pagina's | 256 |
Datum van verschijning | 20220329 |
NRC Recensie | 3 |
Breedte | 148 mm |
Hoogte | 223 mm |
Dikte | 28 mm |