Het Surinamedagboek

Merijn de Boer
23,99
Op voorraad
SKU
9789021475608
Besproken in NRC
Bindwijze: Paperback
Levertijd 1-2 werkdagen Verzendkosten € 2,95
  • Gratis verzending vanaf €50,-
  • Veilige en makkelijke betaalopties
  • Aangesloten bij Thuiswinkel Waarborg
  • Makkelijk bestellen ook zonder account
Afbeelding vergroten
Productomschrijving

Als Merijn de Boer in 2011 een advertentie leest waarin een reis naar Suriname wordt aangeboden, reageert hij meteen. De reis is bedoeld om meer bekendheid te creëren voor het leven en werk van de Surinaamse schrijver Albert Helman. De meeste andere deelnemers hebben nog nooit van Helman gehoord en zijn ook niet van plan daar iets aan te veranderen, maar ze willen wel graag gratis op vakantie naar Suriname.

De reis gaat van Paramaribo over de rivier tot diep in de binnenlanden. Sommige groepsgenoten zijn enigszins apart, zoals de professor en operaliefhebber André, de overspannen vader Julius en het echtpaar Tonnie en Sjors, dat zichzelf als avonturiers ziet.

Het Surinamedagboek is een avontuurlijk en vermakelijk verslag van een groepsreis, met alle ongemakken die daarbij horen, en tegelijk een liefdesverhaal, een eerbetoon aan Helman en een ode aan de schoonheid van het Surinaamse binnenland.

Meer informatie
Auteur(s)Merijn de Boer
ISBN9789021475608
BindwijzePaperback
Aantal pagina's272
Publicatie datum20230606
NRC Recensie4 ballen
Breedte136 mm
Hoogte215 mm
Dikte24 mm
NRC boeken recensie

In de nieuwe roman van Merijn de Boer kijkt een studeerkamerjongen in de Surinaamse jungle zijn ogen uit

Merijn de Boer De verteller in zijn nieuwe roman reist in de voetsporen van schrijver Albert Helman door de Surinaamse jungle. Met een realistisch oog voor het absurde schrijft hij op wat raar is.

‘Wel echt het verslag van een westerse intellectueel, die eindelijk een keer zijn studeerkamer uit komt en dan met vertedering naar al die onbeschaafde mensen in het bos kijkt’, is het tussentijdse oordeel van een kritische lezer van Het eind van de kaart van Albert Helman, het verslag van zijn reis over de rivieren van Suriname, diep de binnenlanden in, in 1955.

Helman – pseudoniem van Lou Lichtveld, schrijver en politicus – was wel degelijk zelf Surinamer, maar ook verwesterd, behorend tot de gekleurde elite in Paramaribo. Dus inderdaad schrijft hij in Het eind van de kaart wat wereldvreemd, een tikje koloniaal en bijna jaloers over ‘krachtigere musculatuur’ van de marrons, ‘tot aan de pezen toe, lijkt het soms, en de arteriën van hun machtige armen’. Zelfkritisch is hij over ‘westerse dwaasheden’, afgezet tegen ‘Indianen’, want die ‘weten hun voorkomen opgenomen in de omringende natuur, een onderdeel daarvan’. Hijzelf probeert tijdens zijn reis dichtbij te komen, maar blijft ook afstand voelen tot de jungle.

Ja, toch maar een tweedehands exemplaartje aangeschaft (via boekwinkeltjes.nl), van Het eind van de kaart uit 1979. Uit braafheid, want de lezer van Het Surinamedagboek kan best zonder; Merijn de Boer maakt er zijn eigen verhaal van, in zijn nieuwe roman. In de voetsporen van Helman reist de verteller van de roman, een dagboekschrijver die zich ook Merijn de Boer noemt, óók het oerwoud in, per korjaal, in 2011. Hij heeft, heel chic, een oproepje zien staan in De Groene Amsterdammer, van de organisatie ‘Paradijsvogels’, voor ‘een avontuurlijke en literaire reis’ – gratis nota bene. Daar is deze Merijn, ook een braverik die tijdens zijn studie De stille plantage heeft gelezen, wel voor te porren.

Wat de lezer dus voorgeschoteld krijgt is een reisverslag à la het Privé-domeinboek van Helman, maar ook heel erg à la Merijn de Boer, de schrijver die we kennen van twee verhalenbundels en drie romans, waaronder De Saamhorigheidsgroep (2020), dat de BNG Literatuurprijs en een nominatie voor de Libris Literatuur Prijs kreeg. Merijn de Boer (1982) heeft oog voor de absurditeit in het alledaagse en noteert zijn observaties met een even droogkloterige als scherpe pen. Zoals wanneer hij in een café, nog thuis in Amsterdam, iemand tegen de bar ziet hangen: ‘Hij was erg lang. En de verhoudingen van zijn lichaam waren vreemd: het gros van zijn lengte werd bepaald door zijn benen, hij had een vrij kort bovenlichaam en een merkwaardig klein hoofd. Van onder naar boven werd het kortom steeds minder.’

Serieus verhaal
Dat leidde eerder – in de verhalenbundel De geur van miljoenen (2018) bijvoorbeeld – tot heel grappige, eigenzinnig onderkoelde verhalen over malle types, maar ook wel tot de vraag of er onder die gekkigheid nog een serieus verhaal schuilging. Dat was in De Saamhorigheidsgroep in elk geval zo: dat had meer te bieden dan satire over wereldverbeteraars met geitenwollen sokken, daar zat ook aandoenlijkheid en warmte in. In Het Surinamedagboek wandelen ook weer maffe kwibussen rond: een losgeslagen reisleider met de naam Eljaar Altevogt en een reisgenoot, hoogleraar André Koo-revaar, die afgedragen overhemden heeft meegenomen, om elk exemplaar na het dragen in de jungle achter te kunnen laten en zo met steeds minder bagage te reizen. Voor Helman interesseert niemand zich.

De dagboekvorm houdt De Boer in toom: dit moet immers aanvoelen als een waarachtig reisverslag, alsof De Boer en al die anderen daar echt geweest zijn, op die Surinaamse rivieren. Om de lezer dat gevoel van waarachtigheid te geven, mag het natuurlijk niet onrealistisch absurd worden.

Maar wel realistisch absurd, want het leven is nu eenmaal absurd. En zoals het leven ook soms wat saai kan zijn, wat herhalerig, zo geldt dat ook wel een beetje voor de roman: elke dag stapt het gezelschap (dat algauw uitdunt van veertien naar vijf) weer in de korjaal, en elke dag ziet de jungle er enigszins vergelijkbaar uit, waterval hier, stroomversnelling daar. Het knappe en verfrissende aan Het Surinamedagboek is dat dat er nauwelijks toe doet – boeiender en interessanter wordt de onderlinge spanning in het reisgezelschap.

Niet dat daar nou grote drama’s plaatsvinden, het zijn geen vurige, wezenlijke (denk al helemaal niet: koloniale) spanningen. Daar is Het Surinamedagboek te bescheiden voor. Het gaat over first world problems, zou je kunnen zeggen, intermenselijke gedoetjes. Merijn de Boer, het personage, windt zich op over het ochtendlijke geklater in de pisemmer door reisgenoot Tonnie, en over het feit dat ze die emmer niet meteen even leegt. Of hij noteert dat Sjors doet ‘alsof hij die regen helemaal niet vervelend vond. Op een geforceerd volume begon hij opgewekt te tralala’en.’ Maar ja, ach. En gek, dat overspannen vader Julius zich zo in het buitenleven verliest en fanatiek rondjes rent: ‘Misschien krijgt hij thuis niet genoeg beweging.’

Zachtaardig en lievig is Merijn, een tikje elitair misschien, hij houdt zich als verliteratuurde toeschouwer afzijdig. Hij is misschien ook zelf wel een stoethaspel, want als er iets fysieks gedaan moet worden, mag hij zich ook afzijdig houden.

Dat compenseert hij, voor de lezer, met een subtiel gevoel voor eerlijkheid: hij schrijft op wat raar is, maar ook gewoon wat écht is. Hij is licht ironisch, maar zonder de agressie die tot een (te snel) oordeel zou leiden. Precies daarom worden al die personages menselijk, krijg je genoeg van ze te zien om ze boven hun gekkigheid en gedoe uit te laten stijgen, en zo kun je iets voor ze gaan voelen.

Antropologe
Net als voor Merijn zelf, wiens karakterontwikkeling halverwege de roman een impuls krijgt, als hij in een van de oeverdorpjes de Nederlandse antropologe Noor tegen het lijf loopt, met wie het meteen klikt. Op de terugweg besluit zij in te stappen en mee te varen – er ontwikkelt zich iets moois, zo subtiel en invoelend opgeschreven dat je er gemakkelijk bij wegsmelt. Naast de naïeve huismus Merijn is Noor energiek en wereldwijs – en dus ook de kritische beoordelaar van Helmans studeerkamerigheid, wat Merijn in verlegenheid brengt: ‘Zo had ik er nog niet naar gekeken’.

Ze heeft invloed, ze is een boeiend, rond personage én trekt hem uit zijn schulp. De Boer toont dat op het kleinste niveau, weer zonder grote gebaren, in een scène aan het einde van de roman, met een onbeduidend telefoontje in de hotelkamer. ‘Want zij vroeg wie er gebeld had en ik […] riep dat niet somber en bedrukt, nee, ik riep het energiek en monter. Dát maakte volgens mij het grote verschil.’ Ineens weet hij: de anderen zijn de hel, maar ze zijn ook het leven, en dat is energie die ook dóét leven.

Er slaat geen boot om, het oerwoud verzwelgt niemand, maar toch is de reis louterend, voor de studeerkamerjongen. De reis die zijn beslag kreeg in Het Surinamedagboek levert ook voor hem, in de woorden van Albert Helman, ‘een ongewilde exploratie van de eigen persoonlijkheid’ op.

09-06-2023 Thomas de Veen

Bestanden bij dit product
Inkijkexemplaar.pdf (230.01 kB)
Back to top