In Koude soep wandelt Annelies Verbeke zoals ze schrijft: van links naar rechts. Vanuit de behoefte te vluchten van de hectiek van het werkend bestaan, plant ze twee opeenvolgende zaterdagen in haar agenda: van de Panne naar Oostende, van Oostende naar Knokke.
In een tijd dat branding vooral gebruikt wordt in de marketing, loopt Verbeke langs een klotsende branding, die iedere dag van kleur verandert. Er is de dreiging van het stijgende water, er is de overbevissing, en op de dijk ziet ze de bronzen getuigen van koloniale plundering en een architectuur die vaak geen streling voor het oog is. Tegelijk laaft ze zich aan de uitgestrektheid, aan blije honden en kleurrijke schelpen. In de ruimte tussen dijk en zee mijmert Verbeke over haar eigen herinneringen aan zeevakanties, de rol van de zee in haar werk, het verzonken Doggerland en Testerep, over Belgische kunstenaars die aan de kust woonden, en de onkenbare wereld onder het wateroppervlak.