'Reis naar het einde van de nacht' beschrijft de uitzichtloze tocht van Bardamu door deze absurde wereld. In de Eerste Wereldoorlog realiseert hij zich de waanzin van de collectief georganiseerde moordpartijen waarvoor de mensen enthousiast in de rij moeten gaan staan. In Afrika wordt hij geconfronteerd met de hebzucht en de botheid van de blanke kolonist. Maar nergens voelt hij de eenzaamheid zo sterk als in New York, de kille ‘rechtopstaande’ stad van levende automaten. Terug in Parijs staat hij als arts volkomen machteloos tegenover de achterdocht, de bekrompenheid en het misdadig egoïsme van zijn patiënten.
'De Reis' is het ultieme boek van de twintigste eeuw, met zijn cynische kijk op de Eerste Wereldoorlog, de (de)kolonisatie, de urbanisatie en wat een mens toch verder met zijn leven aan moet. Fel en genadeloos klaagt Céline in dit relaas van Bardamu’s omzwervingen onze maatschappij aan, waarin altijd dezelfden het gelag moeten betalen. Even fel en genadeloos ontleedt hij de mens.
De vertaling van E.Y. Kummer werd bekroond met de Martinus Nijhoffprijs.